Inleiding
Je hebt het getal e leren kennen en de natuurlijke logaritme.
Je kunt nu functies van de vorm f(x) = ex differentiëren. Maar je wilt ook f(x) = gx en alle functies waarin gx in het voorschrift voorkomt kunnen differentiëren. Dan kun je van dit soort functies de karakteristieken berekenen met behulp van de afgeleide en de tweede afgeleide.
Je leert nu:
- de afgeleide van f(x) = gx bepalen
- de regels voor het differentiëren toepassen op functies waarin de onbekende in de exponent voorkomt;
- van dergelijke functies de hellingen, de extremen en de buigpunten berekenen.
Je kunt al:
- exponenten en logaritmen gebruiken;
- differentiëren en dit toepassen bij het berekenen van hellingen, extremen en buigpunten;
- de afgeleide van f(x) = ex bepalen.
|
|