MODELLEREN Overzicht
Modelleren

Voorbeeld

Op diverse plaatsen in Nederland zijn windmolens geplaatst op energie op te wekken. Het vermogen van zo'n windmolen hangt af van de grootte van de wieken en de windsnelheid. Je kunt er dit wiskundige model voor opstellen.
Het opgewekte vermogen is recht evenredig met de kinetische energie van de luchtstroom die per uur voorbij komt:
P = c · m · v2
waarin P het vermogen in kiloWattuur (KWh), m de massa van de hoeveelheid lucht per seconde en v de windsnelheid in meter per seconde (m/s) is.

De hoeveelheid lucht die per seconde voorbij komt is een cilinder met een grondvlak van 1 4 πD2 en een lengte van v.
De massa daarvan is 1 4 πD2 · v · ρ waarin ρ de dichtheid van de lucht is, het aantal kg per m3.

Zo vind je P = c · 3600 ·  1 4 πD2 · v · ρ · v2 = C · v3 · D2.

De constante C hangt af van de dichtheid van de lucht, de eigenschappen van de windmolen, e.d. Hij is alleen experimenteel te bepalen, door metingen te verrichten dus.

Meer over windenergie vind je in de Wikipedia en bij basisbegrippen windenergie.

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Opgaven