VERANDERINGEN Overzicht
Differentiaalquotiënt

Voorbeeld 3

Gegeven is de functie f(x) = x2.
Bereken het differentiaalquotiënt voor x = 1 zonder een rij met differentiequotiënten te maken.

Antwoord

Stel het differentiequotiënt op het interval [1,1 + h] op en reken er wat aan:

Δf(x) Δx = (1+h) 2 1 2 h = 1+2h+ h 2 1 h =2+h

Je ziet, dat dit differentiequotiënt voor elke waarde van h (behalve h = 0) de waarde 2 + h heeft.
Hoe dichter h bij 0 komt, hoe dichter 2 + h bij 2 komt.
Dit betekent, dat f'(1) = 2.

Ook met de grafische rekenmachine kun je het differentiaalquotiënt dy dx  voor x = 2 meteen vinden.

            
Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Opgaven