Inleiding
Je kunt nu functies met sinus, cosinus en tangens differentiëren.
De afgeleiden zijn ook weer functies met sinus, cosinus en tangens.
Maar dat betekent dat je ook beschikt over een aantal primitieven van goniometrische functies.
En die kun je dan weer toepassen als je met dergelijke functies te maken hebt.
Je leert nu:
- de primitieven van sin, cos en tan;
- deze primitieven gebruiken bij het berekenen van integralen.
Je kunt al:
- de afgeleiden van goniometrische functies berekenen;
- werken met integralen voor het berekenen van de lengte van krommen, de oppervlakte van vlakdelen, de inhoud van omwentelingslichamen, enzovoorts.
|
|