Verkennen
Bij een wielrenner in een tijdrit worden op bepaalde plaatsen tussentijden genoteerd.
Die vind je in de tabel.
tijd (min.) |
0 |
10 |
18 |
34 |
44 |
60 |
78 |
94 |
afstand (km) |
0 |
8 |
12 |
18 |
23 |
29 |
37 |
45 |
- Is hij de eerste 8 km gemiddeld sneller of langzamer dan in de volgende 4 km? Waaraan zie je dat?
- Waarom is er bij deze situatie eigenlijk geen toenamediagram te maken?
Je maakt bij deze tabel een grafiek door de punten met lijnstukken te verbinden.
Op de horizontale as komt de tijd, op de verticale as de afgelegde afstand.
Niet alle lijnstukken zijn even steil.
- Hoe kun je de helling van zo'n lijnstuk in een getal uitdrukken?
- Bereken de helling van het lijnstuk dat hoort bij de periode vanaf de 12e tot en met de
18e km.
- Wat betekent het getal dat je zojuist hebt gevonden voor de wielrenner?
|
|