Voorbeeld
In een cirkel horen gelijke bogen bij gelijke koorden. (stelling boog en koorde)
Dit betekent: als cirkelbogen AB en CD gelijk zijn, dan zijn de bijbehorende koorden AB en CD gelijk en omgekeerd. Het zijn eigenlijk twee stellingen.
(Bij een koorde horen steeds twee cirkelbogen, een grote en een kleine. Bij twee gelijke koorden zijn de kleine bogen aan elkaar gelijk en de grote bogen aan elkaar gelijk.)
|
|