Voorbeeld
Gegeven de functie f met voorschrift f(x) = .
Is deze functie periodiek?
Bepaal de nulpunten en de asymptoten van deze functie.
Antwoord
Omdat de standaard sinusfunctie een periode van 2π heeft en een vorm als 1/x juist voor x = 0 niet bestaat, bekijk je de grafiek op [–π,π]. Je krijgt dan op [–π,π]×[–2,2] de bovenste grafiek. In de buurt van x = 0 is erg onduidelijk hoe de grafiek er uit ziet, inzoomen laat zien dat er steeds meer en steeds smallere "golfjes" onstaan als je dichter bij 0 komt. Periodiek is hij in ieder geval niet...
Nulwaarden: geeft = 0 + k · π en dus x = .
De positieve nulwaarden zijn , , , , enz.
Deze komen steeds dichter bij 0 te liggen en ook steeds dichter bij elkaar.
Voor de negatieve nulwaarden geldt iets vergelijkbaars.
Er is bij x = 0 geen verticale asymptoot omdat een sinus altijd binnen [–1,1] blijft.
Wel is er een horizontale asymptoot: als x heel groot (of heel groot negatief) wordt, dan nadert naar 0 en dus nadert ook f(x) naar 0.
De horizontale asymptoot is y = 0.
|