| KANSREKENING | Overzicht | ||||||||
| Toevalsvariabelen | |||||||||
Theorie
Als een bepaalde variabele X van het toeval afhangt, noem je X een toevalsvariabele.
Bij elke waarde die X kan aannemen kun je de bijbehorende kans berekenen (vanuit een kansboom).
Noem je bij het werpen met twee dobbelstenen het aantal zessen X, dan is X een voorbeeld van zo'n toevalsvariabele. De bijbehorende kansverdeling haal je uit de kansboom.
Ga na dat de som van alle kansen in zo'n kansverdeling 1 is.
Gemiddeld komt er per worp met twee dobbelstenen |
|||||||||
| Inleiding | |||||||||
| Uitleg | |||||||||
| Theorie | |||||||||
| Voorbeeld 1 | |||||||||
| Voorbeeld 2 | |||||||||
| Voorbeeld 3 | |||||||||
| Opgaven | |||||||||
|
|
|||||||||