| KANSREKENING | Overzicht | ||||||||||
| Toevalsvariabelen | |||||||||||
UitlegBij basketbal wordt per speler het schotpercentage bijgehouden. Als iemand een schotpercentage van 25% heeft, scoort hij bij één op de vier doelpogingen. Je kunt dit percentage daarom opvatten als zijn trefkans bij elke doelpoging.
Om zijn kansen te bepalen bij bijvoorbeeld 3 doelpogingen maak je een kansboom. Zet je al die kansen op een rij, bijvoorbeeld in een tabel, dan is dat een kansverdeling van X.
Gemiddeld heeft hij bij drie doelpogingen 0 · 0,42 + 1 · 0,42 + 2 · 0,14 + 3 · 0,02 = 0,76 treffers. Dat heet de verwachte score ofwel de verwachtingswaarde bij drie doelpogingen. |
|||||||||||
| Inleiding | |||||||||||
| Uitleg | |||||||||||
| Theorie | |||||||||||
| Voorbeeld 1 | |||||||||||
| Voorbeeld 2 | |||||||||||
| Voorbeeld 3 | |||||||||||
| Opgaven | |||||||||||
|
|
|||||||||||