Voorbeeld
De lijn l: y = 3 snijdt de cirkel c: x2 + y2 = 25.
Bereken de hoek die l en c met elkaar maken.
Antwoord
Eerst bereken je beide snijpunten: A(–4,3) en B(4,3).
De cirkel heeft middelpunt O(0,0).
Nu ga je de vergelijking van de raaklijn opstellen in (bijvoorbeeld) B.
Omdat OB een richtingscoëfficiënt van heeft, is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn –.
Deze raaklijn maakt dus een richtingshoek α met de x-as met tan(α) = .
De richtingshoek is α ≈ 53,13°.
De lijn y = 0 heeft een richtingscoëfficiënt van 0 en een richtingshoek van 0°.
De hoek tussen beide lijnen is 53,13°. Dit is tevens de hoek tussen de lijn en de cirkel.
|
|