Uitleg
Wanneer zowel grootte als richting een rol speelt gebruik je een vector . Hier zie je een vector met een lengte van 1 in een assenstelsel. Hij heeft een grootte || = 1 en een richtingshoek α.
Hij is ook te ontbinden in een x-component vx en een y-component vy.
Zolang de richtingshoek α scherp (tussen 0° en 90°) is, zijn de componenten van deze vector:
cos α = dus vx = cos α
en
sin α = dus vy = sin α.
Door af te spreken dat vx = cos α en vy = sin α ook voor alle andere hoeken geldt, heb je de sinus en de cosinus voor alle mogelijke hoeken betekenis gegeven. Je ziet in de figuur dat dan voor hoeken tussen 90° en 270° de cosinus negatief is en ook dat voor hoeken tussen 180° en 360° de sinus negatief is.
Heeft de vector een lengte || = r, dan is vx = r cos(α) en vy = r sin(α).
Met een lengte van 20 en een richtingshoek van 30° vind je vx = 20 · = 10en vy = 20 · 0,5 = 10.
|