VIERHOEKEN EN CIRKELS Overzicht
Koordenvierhoeken
Sorry, de GeoGebra Applet start niet. Zorg dat Java 1.4.2 (of een nieuwere versie) actief is. (klik hier om Java nu te installeren)

Voorbeeld

Twee cirkels met gelijke straal snijden elkaar in de punten A en B. Een lijn door B snijdt de éne cirkel in P en de andere cirkel in Q.
Bewijs dat de lijnstukken AP en AQ even lang zijn.

Antwoord

Te bewijzen:
|AP| = |AQ|.

Bewijs:
Neem ∠PQA = α. Als je kunt aantonen dat ∠QPA = α dan is ΔQPA gelijkbenig en is |AP| = |AQ|.
Nu is ∠AM1B = 2α (stelling van de omtrekshoek). Vierhoek AM1BM2 heeft vier even lange zijden heeft is dus een ruit (definitie ruit), zodat ook ∠AM1B = 2α (stelling ruit).
Er is dus een omtrekshoek ∠BRA met R op de cirkel met middelpunt M2 en aan de andere kant van AB dan P die de helft is van ∠AM1B = 2α en dus gelijk is aan α. Omdat PBRA een koordenvierhoek is, is ∠APB = 180° – α (stelling koordenvierhoek). En dus is ∠QPA = 180° – ∠APB = α. Q.e.d.

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4