VIERHOEKEN EN CIRKELS Overzicht
Hoeken en cirkels
Sorry, de GeoGebra Applet start niet. Zorg dat Java 1.4.2 (of een nieuwere versie) actief is. (klik hier om Java nu te installeren)

Voorbeeld

Als ∠ACB in ΔABC recht is, dan ligt C op de cirkel met middellijn AB. (omgekeerde stelling van Thales)

Antwoord

Trek door A een lijn evenwijdig aan CB en door B een lijn evenwijdig aan CA. Die lijnen snijden elkaar in een punt D en ACBD is een parallellogram.
Nu is: ∠CAB = ∠DBA en ∠CBA = ∠DAB (Z-hoeken). Maar ∠CAB + ∠CBA = 90°, dus ook ∠CAB + ∠DAB = 90°. ACBD is dus een rechthoek.
De diagonalen van een rechthoek zijn gelijk en delen elkaar middendoor.
Hun snijpunt is dus het midden M van AB en bovendien is |CM| = |AM|. De afstanden van A, B, C (en D) tot M zijn gelijk, en M is het middelpunt van een cirkel die door A, B en C gaat en waarvan AB een middellijn is.
Q.e.d.

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4
Opgaven