Theorie
De periode van een periodiek verschijnsel is de lengte van het interval waarop de grafiek zich telkens herhaalt.
Je hebt nog wel keuze, welk stuk je daarvoor neemt.
Zo kun je bij een golf een stukje nemen van een maximum tot het eerstvolgend maximum.
Maar ook van een minimum tot het eerstvolgend minimum.
Of van een willekeurig punt tot het (PAS OP!) tweede volgende punt op dezelfde hoogte op de grafiek.
Voor de lengte van het interval waarop de grafiek zich herhaalt maakt het niets uit, welk stuk van de grafiek je neemt.
Die lengte is altijd gelijk als de grafiek zuiver periodiek is.
Bij de dagen van de week is de periode 7 dagen.
Bij een draaiend wiel is de periode bijvoorbeeld 10 seconden.
Soms wordt de periode ook wel de golflengte genoemd.
Het aantal periodes per (tijds)eenheid heet de frequentie.
|