Voorbeeld
Je kunt de grootte van een logaritme schatten m.b.v. machten van het grondtal:
-
2log(40) is een getal tussen 5 en 6, want 25 = 32 en 26 = 64.
-
10log(400) is een getal tussen 2 en 3, want 102 = 100 en 103 = 1000.
Schat nu zelf:
- 3log(200) is een getal tussen 4 en 5, want 34 = 81 en 35 = 243
- 10log(200) is een getal tussen 2 en 3, want 102 = 100 en 103 = 1000
- 10log(0,05) is een getal tussen –2 en –1, want 10–2 = 0,01 en 10–1 = 0,1
- 2log(0,4) is een getal tussen –2 en –1, want 2–2 = 0,25 en 2–1 = 0,5
- 0,5log(20) is een getal tussen –5 en –4, want 0,5–5 = 32 en 2–4 = 16
Antwoord
|
|