Voorbeeld
Gegeven is de familie van functies
fp(x) = x3 – px2 + 9x.
Voor welke waarden van p heeft de grafiek van fp precies twee extremen? Toon ook aan dat elke functie van deze familie precies één buigpunt heeft.
Antwoord
Voor de extremen geldt:
f'p(x) = 3x2 – 2px + 9 = 0
Er zijn twee oplossingen als
D = (–2p)2 – 4 · 3 · 9 > 0.
Dit is het geval als: p < – V p > .
Omdat de grafiek van f'p dan een dalparabool is met twee nulpunten, wisselt de afgeleide ook van teken, zodat er inderdaad extremen te bewonderen zijn.
Voor de buigpunten geldt:
f"p(x) = 6x – 2p = 0
Deze vergelijking heeft voor elke p precies één oplossing. De grafiek van f"p is een rechte lijn met een nulpunt en f"p wisselt dus van teken, er is een buigpunt.
|