Uitleg
Stel je wilt de vergelijking 150 + 0,075 · a = 0,10 · a oplossen.
Als je niet meteen de oplossing ziet, kun je er altijd uitkomen door getallen voor a te proberen.
Dat noem je substitueren (a vervangen door een getal).
Doe dat wel systematisch, dus met een tabel.
Links van het is-gelijk-teken heb je: L = 150 + 0,075 · a.
Rechts van het is-gelijk-teken heb je: R = 0,10 · a.
a |
0 | 1000 | 2000 | 3000 | 4000 | 5000 | 6000 | 7000 | 8000 |
L | 150 | 225 | 300 | 375 | 450 | 525 | 600 | 675 | 750 |
R | 0 | 100 | 200 | 300 | 400 | 500 | 600 | 700 | 800 |
Je hebt geluk, de oplossing zit meteen in de tabel: bij a = 6000 zijn L en R gelijk!
Vaak moet je nog verder zoeken door de tabel te verfijnen.
Dan kun je een grafiek gebruiken: bij een snijpunt zijn L en R gelijk.
De waarde van a die daarbij hoort kun je aflezen (vaak: schatten).
In dit geval zijn de grafieken rechte lijnen en is er maar één snijpunt, en dus precies één oplossing...
|