VECTORMEETKUNDE | Overzicht |
Lijnen en hoeken | |
VoorbeeldStel een vectorvoorstelling op van de lijn door P(–2,3) en Q(4,0). Maak vervolgens vanuit de vectorvoorstelling een vergelijking van lijn PQ. AntwoordMaak lijn PQ door B naar (bijvoorbeeld) P te verplaatsen en de richtingsvector zo aan te passen dat hij P als begin- en Q als eindpunt heeft. Je hebt dan:
Hierin is t de vergrotingsfactor van de richtingsvector. Bij deze richtingsvector hoort een normaalvector en vergelijking x + 2y = c. Omdat de lijn door P(–2,3) gaat is de vergelijking x + 2y = 4. |
|
Inleiding | |
Uitleg | |
Theorie | |
Voorbeeld 1 | |
Voorbeeld 2 | |
Voorbeeld 3 | |
Voorbeeld 4 | |
Opgaven | |