Voorbeeld
In een rechthoek zijn de diagonalen even lang. (stelling rechthoek)
Antwoord
Te bewijzen:
Als ABCD een rechthoek is, dan is |AC| = |BD|.
Bewijs:
Omdat twee loodlijnen op dezelfde rechte lijn evenwijdig zijn (F-hoeken), is een rechthoek ook een parallellogram. En dus zijn de overstaande zijden gelijk. Hieruit kun je (ZZR) gemakkelijk afleiden dat ΔABC en ΔBAD congruent zijn. En daaruit volgt |AC| = |BD|.
Q.e.d.
|