WERKEN MET FORMULES | Overzicht | ||||||||||||||||||
Stelsels | |||||||||||||||||||
![]() Voorbeeld 2
Een muziekvoorstelling trekt 300 bezoekers. Een kinderkaartje kostte € 2,50 en een kaartje voor volwassenen kostte € 4,50. In totaal is er voor € 1110,00 aan inkomsten door de kaartverkoop. Antwoord
Noem het aantal kinderen x en het aantal volwassenen y, dan is x + y = 300.
Vermenigvuldig je de bovenste vergelijking met –2,5, en tel je bij beide vergelijkingen de linkerzijden en de rechterzijden op, dan krijg je
Deze vergelijking heeft alleen y als onbekende. Hij is dus op te lossen: y = 180. Er zaten daarom 300 – 180 = 120 kinderen in de zaal. |
|||||||||||||||||||
Inleiding | |||||||||||||||||||
Theorie | |||||||||||||||||||
Voorbeeld 1 | |||||||||||||||||||
Voorbeeld 2 | |||||||||||||||||||
Voorbeeld 3 | |||||||||||||||||||
Voorbeeld 4 | |||||||||||||||||||
Opgaven | |||||||||||||||||||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |