KANSEN EN TELLEN Overzicht
Kansen bepalen door experimenteren

Voorbeeld

Je gooit heel vaak met een dobbelsteen en turft hoe vaak er 3 ogen boven komen.
Bepaal zo de experimentele kans op deze gebeurtenis.

Je gooit daarna heel vaak met twee dobbelstenen en turft hoe vaak er 3 ogen boven komen.
Bepaal zo ook de experimentele kans op deze gebeurtenis.

Antwoord

Je gooit bijvoorbeeld 100 keer met die dobbelsteen en er komt 17 keer 3 ogen boven te liggen.
De relatieve frequentie van de gebeurtenis "3 ogen liggen boven" is dan 17 100 .
De kans op de 3 ogen is volgens dit experiment dus bij benadering 17 100 .

Je gooit vervolgens 100 keer met die twee dobbelstenen en er komt 6 keer 3 ogen boven te liggen.
De relatieve frequentie van de gebeurtenis "3 ogen liggen boven" is dan 6 100 .
De kans op de 3 ogen is volgens dit experiment dus bij benadering 6 100 .

Kun je verklaren waarom de kans op 3 ogen bij het werpen met twee dobbelstenen kleiner is dan bij het werpen met één dobbelsteen?

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Practicum GR
Opgaven