Voorbeeld 3
Dit is een grafiek van de functie .
Hij is gemaakt met een grafische rekenmachine met standaardvenster.
Bepaal alle karakteristieken en het bereik van f.
Antwoord
Eerst maar even kijken of er nulpunten en asymptoten zijn:
- f(x) = 0 levert op:
en dus: 4x2 – 16 = 0.
Er zijn daarom precies twee nulpunten (–2,0) en (2,0).
- Je deelt door x2 – 100 en dus ontstaan er problemen als x2 – 100 = 0.
Dit betekent dat x = 10 en x = –10 wellicht verticale asymptoten zijn.
Door getallen in de buurt van 10 dan wel –10 in te vullen, merk je dat dit echt twee vericale asymptoten zijn.
- Grote getallen (of grote, negatieve getallen) invullen en de functiewaarden naderen naar 4. Dus y = 4 is de horizontale asymptoot.
|
|