Voorbeeld
Haakjes in formules kun je uitwerken. Soms wordt de formule daar eenvoudiger van.
- De formule y = 2 · (x – 3) + 10 kun je eenvoudiger maken:
y = 2 · (x – 3) + 10 = 2 · x – 6 + 10 = 2x + 4
- De formule K = 20 – (x + 7) kun je herschrijven tot:
K = 20 + –1 · (x + 7) = 20 + –1 · (x + 7) =20 + –1 · x + –1 · 7 = = 20 – x – 7 = 13 – x.
Vaak helpt het uitwerken van haakjes ook bij het oplossen van een vergelijking.
`5 * (2 * a - 4) = 16 - 2 * a` | |
| `darr` haakjes uitwerken |
`10 * a - 20 = 16 - 2 * a` | |
| `darr` beide kanten `+ 2 * a` |
`12 * a - 20 = 16` | |
| `darr` beide kanten `+ 20` |
`12 * a = 36` | |
| `darr` beide kanten `//12` |
`a = 3` | |
|
|