Voorbeeld
De kans op kleurenblindheid is bij vrouwen veel kleiner, maar ongeveer 0,4% van de Westerse vrouwen is kleurenblind.
Hoe groot is de kans dat in een representatieve steekproef van 250 vrouwen inderdaad 1 kleurenblinde voorkomt?
Antwoord
Stochast X is het aantal vrouwen in de steekproef van 250 dat kleurenblind is.
X is binomiaal verdeeld met p = 0,004 en n = 250.
Dus E(X) = 250 · 0,004 = 1 en σ(X) = ≈ 0,9980.
De gevraagde kans is P(X = 1 | n = 250 ∧ p = 0,004).
-
Met de binomiale kansfunctie vind je:
P(X = 1 | n = 250 ∧ p = 0,004) ≈ 0,3686.
-
Door normale benadering vind je:
P(X = 1 | n = 250 ∧ p = 0,004) = = P(0,5 ≤ Y < 1,5 | μ = 1 ∧ σ ≈ 0,9980) ≈ 0,3836.
Beide kansen zijn iets verschillend van elkaar. Dat komt omdat n · p = 250 · 0,004 = 1 ≤ 5 en een normale benadering in dit geval eigenlijk volgens de vuistregel niet verantwoord is.
|
|