EXPONENTIËLE FUNCTIES | Overzicht |
Meer exponentiële functies | |
VoorbeeldGegeven de functie g met voorschrift g(x) = 16 – 2 · 2–x + 1.
Laat zien hoe deze functie door transformatie kan ontstaan uit een basisfunctie van de vorm y = gx. Antwoord
Eerst herschrijven: De functie g(x) = –4 · 0,5x + 16 kan ontstaan door transformatie van y = 0,5x:
16 – 2 · 2–x + 1 = 0 geeft: 16 = 2 · 2–x + 1. Nu is 16 = 24, dus staat hier: 24 = 2–x + 2. Dit betekent dat: 4 = –x + 2 zodat x = –2. Uit de grafiek volgt de oplossing van de ongelijkheid: x < –2. |
|
Inleiding | |
Uitleg | |
Theorie | |
Voorbeeld 1 | |
Voorbeeld 2 | |
Voorbeeld 3 | |
Opgaven | |