VECTOREN EN GONIOMETRIE Overzicht
Totaalbeeld

Toepassingen

Landmeetkundigen brengen land in kaart. Vroeger deden ze dat door afstanden en hoeken op te meten, tegenwoordig maken ze ook gebruik van satellietbeelden. De klassieke manier van werken is door met een theodoliet hoeken op te meten...

Om de positie van een bepaald punt P in kaart te brengen werkten landmeters vroeger met de sinusregel. Daartoe werden de afstanden tot P vanuit bekende punten berekend. Door omcirkelen vanuit die bekende punten kon P op de kaart worden aangegeven. Deze procedure heette "voorwaartse insnijding". Deze methode werkt alleen in de "lagere geodesie", de landmeetkunde waarbij het aardoppervlak als plat kan worden beschouwd.
Stel dat A en B de bekende punten zijn, ze liggen 125,3 m uit elkaar.
Je wilt de positie van P bepalen.
Je meet de hoeken BAP en ABP: ∠BAP = 68,3° en ∠ABP = 77,4°.
Bereken nu de lengtes van AP en BP.

Samenvatten
Achtergronden
Toepassingen
Opgaven