LOGARITMISCHE FUNCTIES Overzicht
Logaritmische functies

Voorbeeld

Bepaal de karakteristieken van de logaritmische functie f(x) = 4 · log(100 – 2x) – 10 en bereken het nulpunt van de grafiek.

Antwoord

Door de nogal grote getallen is het verstandig om systematisch de karakteristieken te zoeken:

  • 100 – 2x > 0 geeft: Df =  ,50
    (Hiermee bepaal je de vensterinstellingen van de GR voor de x-as.)
  • de verticale asymptoot is x = 50, de grens van het domein
  • het bereik is  want deze functie kan ontstaan uit y = log(x), de standaard 10-logaritme.
Je kunt nu de grafiek op de GR maken.

Het nulpunt volgt uit: f(x) = 4 · log(100 – 2x) – 10 = 0.
Dit levert op: log(100 – 2x) = 2,5 en dus 100 – 2x = 102,5.
Ga na, dat daaruit volgt: x ≈ –108,11.
Het nulpunt van de grafiek is ongeveer (–108,11; 0).

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Opgaven