VERGELIJKINGEN Overzicht
Basishandelingen

Voorbeeld

De school huurt maandelijks een kopieerapparaat speciaal voor de leerlingen. Dit kost de school maandelijks 150 euro en het maken van een kopie met dit apparaat kost de school 6 cent. De leerlingen betalen 10 cent per kopie. Hoeveel kopieën moeten er worden gemaakt opdat voor de school uit kan? Geef antwoord tot op de kopie nauwkeurig.

Antwoord

De kosten kun je `k` noemen en het aantal kopieën is `a`.
Voor de school geldt dan `k = 152/a + 0,06` en voor de leerling geldt `a = 0,15` want je betaalt voor elke kopie 10 cent.
Je moet dus deze vergelijking oplossen: `152/a + 0,06 = 0,15`.
Linkerkant en rechterkant moeten gelijk blijven dus moet `152/a = 0,09`.

Nu maak je gebruik van een rekenopgave die er erg op lijkt zoals `6/2 = 3`.
Daaraan zie je dat `2 = 6/3` en voor onze vergelijking betekent dat `a = 152/(0,09) ~~ 1689`.
Deze manier van werken heet wel analogierekenen.
Kennelijk is de vergelijking niet exact op te lossen.

Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Opgaven