Uitleg
Mensen beginnen vaak maar ergens te tellen: ze kiezen een nulpunt 0. Bijvoorbeeld:
De ellende is alleen dat de temperatuur ook wel eens lager is dan 0 °C, en dat niet iedereen boven N.A.P. woont in Nederland. Kortom: er is behoefte aan getallen onder 0.
Getallen groter dan nul heten positieve getallen.
Getallen kleiner dan nul heten negatieve getallen.
3 is een positief getal en –3 is een negatief getal.
Voor een negatief getal gebruik je het teken – (spreek uit: "min").
3 en –3 zijn elkaars tegengestelde; ze liggen beide evenver van 0.
Hier zie je een getallenlijn met rechts van 0 de positieve getallen en links van 0 de negatieve getallen.
Het getal 0 is niet positief, maar ook niet negatief.
|
|