Uitleg
Je hebt een frequentietabel van de 30 cijfers voor een bepaalde toets in klas 2A.
En je komt zo maar een leerling uit deze klas tegen die je verder niet kent. Je kunt dan zeggen dat er een kans van 7 op 30 is dat hij een cijfer vanaf 5,5 tot onder de 6,5 heeft. Vaak geef je die kans liever aan met een breuk: de kans op een cijfer vanaf 5,5 tot onder 6,5 is dan ≈ 23,3 %.
klasse | frequentie | relatieve frequentie | percentage |
|
3,5 –< 4,5 |
2 |
|
6,7 |
4,5 –< 5,5 |
2 |
|
6,7 |
5,5 –< 6,5 |
7 |
|
23,3 |
6,5 –< 7,5 | 11 | |
36,7 |
7,5 –< 8,5 |
5 |
|
16,7 |
8,5 –< 9,5 |
3 |
|
10,0 |
|
totaal | 30 | 1 | 100 |
|
|