Kolmogorov (1903 - 1987) was één van de beroemdste Russische wiskundigen uit de vorige eeuw. Het grootste deel van zijn leven vond plaats in het communistische Rusland als onderdeel van de USSR (Unie van Socialistische Sovjet Republieken). Hij is vooral bekend geworden om zijn werk op het gebied van de waarschijnlijkheidsrekening, de topologie (vormleer), de grondbeginselen van de wiskunde en diverse toepassingen zoals stromingsleer en klassieke mechanica. Onder andere zorgde hij in 1933 als eerste voor een goed gefundeerde theorieopbouw van de kansrekening in zijn boek "Grondbegrippen der waarschijnlijkheidsrekening". En verder introduceerde hij op het International Congress of Mathematicians in 1954 in Amsterdam de zogenaamde KAM-theorie (genoemd naar Kolmogorov, Arnold en Moser) voor dynamische systemen. Kolmogorov verwierf al tijdens zijn leven een reputatie als een groot wiskundige en kreeg diverse prijzen. Maar zijn interesse lag ook op andere terreinen, zoals het lesgeven aan begaafde kinderen en de gedichten van de grote Russische dichter Poesjkin.
» Meer over Kolmogorov
|
|
Links naar anderstalige sites: » Over Kolmogorov » Over Kolmogorov » KAM-theorie » The legacy of Kolmogorov |
Kolmogorov leefde het grootste deel van zijn leven in de toenmalige USSR, de Unie van Socialistische Sovjet Republieken, kortweg Sovjetunie. In 1917 werd in Rusland de tsaar afgezet in een bloedige revolutie (de Oktoberrevolutie) die uiteindelijk de communistische partij onder leiding van Vladimir Iljitsj Oeljanov (Lenin) aan de macht bracht. De bestaande elite (en met name de adelstand en de rijke hereboeren) werd vaak met grove middelen van zijn privileges ontdaan en de "arbeiders" kregen het voor het zeggen (in de praktijk de partijleden van de communistische partij).
Behalve Rusland (en Siberië, een deel van Rusland) hoorden ook landen als Oekraïne, Georgië, Oezbekistan, Toerkmenistan en nog andere bij de USSR. Vanaf 1928 tot 1953 was daarvan Stalin de feitelijke machthebber, met een harde repressie van mensen die niet in de Stalin-lijn dachten als gevolg.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog hoorde de USSR bij de uiteindelijke overwinnaars en daarmee werden er nog diverse andere landen toegevoegd aan deze Unie (onder andere Estland, Letland en Litouwen). Na WO-II ontstond tussen de USSR en de overige overwinnaars een wederzijds wantrouwen dat leidde tot de Koude Oorlog en het IJzeren Gordijn dwars door Europa. In die Koude Oorlog stonden tientallen jaren lang de communistische landen (zoals USSR, China en hun vazalstaten) en de kapitalistische landen (V.S., Engeland, Frankrijk en de rest van West-Europa) tegenover elkaar zodat samenwerking ook op wetenschappelijk gebied nauwelijks mogelijk was.
In 1991 zou de USSR onder en door partijleider Gorbatsjov weer uiteen vallen in verschillende landen waarvan Rusland er één is. Op dit moment is Rusland een belangrijke grootmacht in de wereld, naast bijvoorbeeld de VS en China en Europa.
Op wiskundig gebied vond er in de eerste helft van de twintigste eeuw een heel andere "strijd" plaats. David Hilbert had in 1900 op het IMC (International Mathematical Congress) beschreven welke 23 wiskundige problemen voor de wiskundigen van die tijd actueel waren. Hij daagde daarmee de wiskundige wereld uit om die problemen in de wiskundige theorie in te bedden: het programma van Hilbert.
Tegelijkertijd ontstond binnen de wiskunde (mede onder invloed van de abstracte theorieopzet van de meetkunde door Hilbert) de gedachte dat een wiskundige theorie pas volledig zou zijn als hij was gestoeld op een klein aantal axioma's (onbewezen aannames) waarbij elke stelling door een formeel logisch bewijs uit deze axioma's kon worden afgeleid. De Nederlandse wiskundige L. E. J. Brouwer (1881 - 1966) moest echter weinig hebben van deze formalistische benadering en zette de ontwikkeling van een meer intuïtieve benadering (later intuïtionistische logica genoemd) in gang. Daarbij verwierp hij onder andere het "bewijs uit het ongerijmde" (gestoeld op het principe van de uitgesloten derde: iets is waar of niet waar een derde mogelijkheid is er niet). Brouwer accepteerde in feite alleen wiskundige objecten die geconstrueerd kunnen worden, geen objecten waarvan het niet-bestaan onmogelijk is.
Ook Kolmogorov schreef over het principe van de uigesloten derde en de intuïtionistische logica.