Overzicht van de geschiedenis van de analyse
De analyse is de tak van de wiskunde waarin functies en krommen worden bestudeerd. Met name gaat het daarbij om de eigenschappen die te maken hebben met limietprocessen, zoals continuïteit, asymptotisch gedrag, differentiëren en integreren. De drie belangrijkste onderdelen zijn de reële analyse, de complexe analyse (waarin met complexe getallen en functies wordt gewerkt) en de differentiaalvergelijkingen.
De analyse is een product van vooral Newton en Leibniz in de zeventiende eeuw. Vanuit de Oudheid waren er wel theorieën die achteraf als voorloper van de analyse kunnen worden opgevat zoals de uitputtingsmethode voor het berekenen van oppervlaktes en de pogingen van Archimedes om een raaklijn aan zijn spiraal te vinden, maar een complete theorie bestond er niet.
Indeling van dit onderdeel van de geschiedenis van de wiskunde:
- De vroege geschiedenis van de analyse
- De zeventiende eeuw
- Newton en Leibniz
- Latere ontwikkelingen
- De moderne analyse
De vroege geschiedenis van de analyse
Analyse in de Griekse wiskunde
Al in de vijfde eeuw v.Chr. werd het oneindige onderwerp van filosofische beschouwingen.
Bekend zijn de paradoxen van Zeno, waarin de mogelijkheid van oneindig kleine verdelingen van ruimte en tijd werden besproken. Een heel bekende is die van Achilles en de schildpad:
Achilles hield met de schildpad een hardloopwedstrijd. Achilles loopt 1000 maal zo snel als de schildpad. Daarom krijgt deze 1000 meter voorsprong. Die 1000 meter heeft Achilles in 100 seconden al afgelegd. De schildpad is dan slechts 1 meter verder gekomen.
Over die éne meter doet Achilles slechts 0,1 seconde, maar de schildpad is daarna nog steeds 0,001 meter voor. En voor die 0,001 meter heeft Achilles tot weer een beetje tijd nodig waarin de schildpad ook weer een stukje vooruit komt.
Kennelijk haalt Achilles de schildpad nooit in...
|
Het is wel duidelijk dat de Oude Grieken worstelden met dergelijke problemen.
In de vierde eeuw v.Chr. bedacht de wiskundige Eudoxus de uitputtingsmethode om bijvoorbeeld oppervlakte van de cirkel te bepalen. Vooral Archimedes wist deze methode met grote vaardigheid toe te passen, onder andere ook bij het berekenen van de inhoud en de oppervlakte van de bol. Deze methode is een vroege voorloper van het integreren. Archimedes ging nog verder met het ontwikkelen van dergelijke methoden, maar veel van zijn werk is later in vergetelheid geraakt.
Uit de Laat-Griekse periode stamt nog de stelling van Pappos (omstreeks 320 na Chr.) die zegt, dat de inhoud van een vlakke figuur die wentelt om een lijn die de figuur niet snijdt, gelijk is aan het product van de oppervlakte van de figuur en de afstand die het zwaartepunt van de figuur aflegt gedurende de draaiing.
Tegenwoordig berekenen we de inhoud van zo'n omwentelingslichaam met behulp van integreren. Echte fundamentele stappen richting de differentiaal- en integraalrekening wisten de Grieken niet te zetten. Zij waren en bleven echte meetkundigen...
De veertiende, vijftiende en zestiende eeuw
In de veertiende eeuw ontstond er langzamerhand behoefte aan antwoorden op een vraag zoals:
- Als een voorwerp beweegt met een variërende snelheid, hoe kun je dan bepalen hoe ver het is gekomen na een bepaalde tijd?
Eén van de belangrijkste figuren die poogden die vraag te beantwoorden was Nicole Oresme (1323 - 1382), die bischop was van Lisieux. Hij was de eerste die de variërende snelheid uitzette in een soort van grafiek: horizontaal de tijd en verticale lijnstukken stelden dan de snelheid voor. Dit was het begin van het werken met grafieken van functies.
Voordat verdere stappen op het gebied van functies en grafieken konden worden gezet, moest eerst het werken met lettervariabelen in de algebra zich verder ontwikkelen. Dat gebeurde in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw.
Het duurde tot de zeventiende eeuw totdat Galileï het begrip functie invoerde in het kader van zijn bewegingsleer. En in diezelfde periode bedachten Descartes en Fermat de analytische meetkunde waarin algebraïsche formules werden gebruikt om krommen (en dus ook grafieken) te beschrijven. Pas daarna werd de verdere studie van functies en grafieken mogelijk...