Basistechnieken TI-30X II

Om met de TI-30 te kunnen werken, heb je een korte 'knoppencursus' nodig. Als je dit practicum doorwerkt, weet je de eerste beginselen. In de tekst van het practicum wordt zo aangegeven dat je op een toets moet drukken: [toets].

Inhoud


De TI-30 aanzetten

Je zet de machine aan door [ON] in te drukken. De betreffende knop zit links onderaan!

Je ziet nu het scherm oplichten met een knipperende cursor (een scheef blokje) in beeld. Soms zie je ook een klein pijltje rechtsboven in het scherm. Dat betekent dat er nog een berekening van een vorige gebruiker te bekijken is. Daarvoor gebruik je de pijltjestoetsen, pijltje omhoog.

[CLEAR] veegt het scherm schoon.

Bekijk de machine eens goed. Er zijn vijf soorten toetsen:

Als je alle gegevens van een vorige gebruiker wilt weghalen kun je de rekenmachine 'resetten'.


Rekenen met de TI-30

Om te rekenen met de TI-30 voer je een rekenopgave in het venster in. En vervolgens druk je op [ENTER]. Het antwoord verschijnt rechtsonder in het scherm

Bijvoorbeeld: 12 + 37 × 51 gaat zo:

De rekenmachine voert 37 × 51 eerst uit en doet dan pas: 12 + 1887.
Kennelijk maakt hij gebruik van de voorrangsregels voor het rekenen: Verder 'leest' de machine van links naar rechts.

Wil je tegen de rekenvolgorde ingaan?
Dan heb je haakjes nodig.
Als je bijvoorbeeld eerst 12 + 37 wilt uitrekenen en dan de uitkomst met 51 wilt vermenigvuldigen, dan moet je intikken:

Ga na, dat je vindt: 2499.

Fouten in het intikken van je berekening kun je herstellen.
Je gaat dan met de pijltjestoets naar links terug door de berekening. En dan kun je op drie manieren iets wijzigen:

  1. Het teken onder de cursor (het knipperende blokje) kun je overschrijven met een nieuw teken.
  2. Met [DEL] kun je een teken weghalen (dat komt van 'delete': weghalen).
  3. Met [2nd] [DEL] kun je tekens toevoegen. Je gebruikt dan INS (dat komt van 'insert': toevoegen).
Doorrekenen met een antwoord.
Stel je voor dat je een éénmaal gevonden antwoord wilt gebruiken in een volgende berekening. Bijvoorbeeld: je hebt net 12 + 34 uitgerekend en moet daarna berekenen: 4 + 8 × (12 + 34). Dat gaat met behulp van ANS (van 'answer': antwoord). Als het goed is heb je gezien dat na [2nd] [(–)] ook Ans in je scherm komt te staan.
Moet je vervolgens van die 372 weer 112 afhalen, dan tik je: In het scherm komt nu automatisch Ans – 112 te staan. Je rekenmachine gebruikt dus de uitkomst om mee door te rekenen als je een vervolgbewerking intikt en niet eerst een nieuw getal invoert. Handig hè?


Steeds met hetzelfde getal rekenen

Stel je vervolgens voor dat je steeds met hetzelfde getal wilt rekenen. Een mooi voorbeeld is het volgende schaakbordprobleem:

Je legt op het eerste vakje van een schaakbord 1 cent, op het tweede 2 cent, op het derde 4 cent, dan 8 cent, enzovoorts. Steeds verdubbel je het aantal centen. Hoeveel centen komen er op het 20e vakje?

Je begint nu met 1 cent en je moet 19 keer het aantal keer 2 doen.
Daarvoor kun je met de K werken:


Werken met breuken

Voor het rekenen met breuken kent de TI-30 de functietoets [A b/c].

Je voert breuken zo in:

Nu kun je eenvoudig met breuken rekenen door de bewerkingstoetsen te gebruiken. Elke berekening sluit je aan het einde af met [ENTER] en je ziet het antwoord als breuk.

Je kunt breuken omzetten in decimale getallen. Dat doe je door de breuk als deling op te vatten:

Je kunt ook gebruik maken van [2nd] [PRB], dus van F<>D. Daarmee kun je wisselen tussen breuk en decimaal getal.


Het geheugen van de TI-30

De TI-30 heeft maar liefst 5 geheugens waarmee je kunt werken, genaamd A, B, C, D, E.

Met de toets [MEMVAR] krijg je ze naast elkaar in beeld. Met de pijltjestoetsen kun je in elk geheugen kijken welk getal er in zit. Waarschijnlijk nu nog niks!

Met de toets [STO>>] kun je een getal in een geheugen zetten, of het getal dat er in staat veranderen in een nieuw getal. (STO komt van 'store': opslaan). Dat doe je zo: Je ziet dat je rekenmachine het getal in het door jouw gekozen geheugen zet.
Via [MEMVAR] kun je dat nog even controleren.

Wil je een een getal uit een geheugen halen om mee te rekenen, dan kun je het weer oproepen met RCL (dat is 'recall': oproepen), dus via [2nd] [STO>>]. Dat kan midden in een rekenopgave. Denk er wel om dat je het geheugen kiest waar het getal instaat waarmee je verder wilt rekenen.

Als je een geheugen wilt wissen, dan gebruik je CLRVAR, dus [2nd] [MEMVAR]. Kies weer het juiste geheugen.

LET OP:
Met RESET wis je alle geheugens, ook andere geheugens van de rekenmachine die je nu nog niet gebruikt, maar in de toekomst wel.


Afronden

Hoe je moet afronden weet je waarschijnlijk al, anders zoek je maar in je wiskundeboek op hoe dat gaat. Je rekenmachine kun je ook laten afronden. Met behulp van FIX rondt hij alle getallen af op hetzelfde aantal decimalen, dat je kunt instellen.
Wil je bijvoorbeeld een groot aantal opgaven werken in drie decimalen nauwkeurig, dan stel je de machine zo in: Doe nu maar eens een paar delingen die niet mooi uitkomen. Je zult zien, dat er steeds op drie decimalen wordt afgerond.
Je rekenmachine blijft dat nu doen (ook als je hem uit en weer aan zet!) tot je het herstelt door na [2nd] [ · ] voor F te kiezen. Dan rekent hij weer met het aantal decimalen waar hij standaard mee rekent.


Procenten

Je rekenmachine kan procenten omzetten in een decimaal getal via %, dus [2nd] [ ( ]. Hij kan ook met procenten rekenen:


Negatieve getallen

Negatieve getallen voer je in via de toets [(–)].
Deze toets moet je niet verwarren met [ – ]!!
Bijvoorbeeld: