TI-30X: Statistiek

Doe eerst het practicum: Basistechnieken TI-30X MultiView.

Inhoud


Werken met één variabele

Stel je voor dat je je rapport cijfer wilt berekenen. Het is het gemiddelde van de volgende cijfers (bij frequentie vind je hoe vaak het cijfer meetelt):

cijfer frequentie
6,51
7,53
4,82
5,51
6,22

Deze gegevens voer je als volgt in de TI-30 in: Statistische maten zoals modus, spreidingsbreedte (of variatiebreedte), kwartielafstand, etc., zijn niet direct met de TI-30 te vinden, maar wel uit deze gegevens af te leiden.
Met [2nd] [quit] verlaat je het statistische menu.
Je wist de gegevens in deze lijsten (het zijn er drie) door ze te overschrijven, maar je kunt elke lijst ook in één keer leegmaken door twee keer achter elkaar op [data] te drukken en dan te kiezen uit Clear L1, Clear L2, of Clear L3.


Werken met twee variabelen

Een zuiver cilindervormige kaars zou gelijkmatig moeten opbranden. Stel je voor dat je de volgende tabel hebt gevonden door meting:

brandtijd (in uren) 0 1 2 3 4
kaarslengte (in cm) 28 25,1 22,1 19,0 15,9

Teken je deze punten in een assenstelsel, dan liggen ze ongeveer op een rechte lijn (maar niet precies!). Met de TI-30 kun je nu een formule opstellen van een lijn die zo goed mogelijk door deze meetpunten gaat. Zo'n lijn heet een regressielijn en hij heeft altijd een formule van de vorm y = ax + b. Het gaat zo:

Teken de punten en de gevonden lijn maar eens in één assenstelsel en je zult zien hoe goed hij bij de punten past.

Met behulp van deze statistische techniek kun je de rekenmachine ook de formule laten maken bij een lineair verband waarvan de grafiek door twee gegeven (of af te lezen) punten gaat.
Controleer maar dat door de punten (2,5) en (4,6) de lijn met vergelijking y = 0,5x + 4 gaat.
Natuurlijk wordt r = 1. Er is immers een perfecte correlatie: de lijn gaat echt precies door die twee punten!