Bol en cilinder
Inleiding
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-d > Krommen en oppervlakken > Bol en cilinder > Inleiding
Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Uitleg
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-d > Krommen en oppervlakken > Bol en cilinder > Uitleg
Lees eerst de Uitleg goed door. Bekijk de animatie, draai de figuur met de rechter muisknop.
-
Bekijk de Uitleg. Je ziet een bol `B` met middelpunt `O(0,0,0)` en straal 3.
- Welke van de volgende punten liggen op het boloppervlak, welke liggen er binnen en welke erbuiten?
`A(2,2,1)`, `B(0,0,-3)`, `C(-2,1,-2)`, `D(2;2,5;-1)`, `E(sqrt(8),0,1)`, `F(-1,5;1,5;1,5)`
- Bepaal `a` zo, dat `G(a,a,a)` op het boloppervlak ligt.
- Voor welke waarden van `a` ligt `G` binnen de bol?
- Aan welke vergelijking moeten de punten `P(x,y,z)` voldoen als `P` op de bol ligt?
- Beschrijf de kromme die de doorsnede voorstelt van de bol met het vlak `z=0`. Doe hetzelfde voor `z=1`, `z=2` en `z=3`.
- Beschrijf ook de doorsnede van de bol met het vlak `y + z = 0`.
-
De doorsnede van de bol `B` met het `xy`-vlak is een cirkel met vergelijking `x^2 + y^2 = 9`.
- Teken die cirkel in een rechthoekig `Oxyz`-assenstelsel.
- Teken ook alle punten in het vlak `z=1` waarvoor geldt `x^2 + y^2 = 9`.
- Doe hetzelfde voor de vlakken `z=2`, `z=3`, `z=5` en `z=-5`.
- Teken de cilinder waar al deze cirkels op liggen. Aan welke vergelijking voldoet elk punt op deze cilinder?
De cilinder die je zojuist hebt getekend heeft de `z`-as als symmetrieas en straal 3.
- Welke vergelijking heeft een cilinder waarvan de `x`-as de symmetrieas is en de straal 4 is?
Theorie
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-d > Krommen en oppervlakken > Bol en cilinder > Theorie
Bestudeer eerst de Theorie. In de opgaven word je naar de Theorie en naar de Voorbeelden verwezen.
Opgaven
-
In de Theorie zie je hoe je de bol en de cilinder kunt beschrijven met behulp van een vergelijking.
- Bepaal nu het middelpunt en de straal van de bol met vergelijking `(x - 1)^2 + (y - 4)^2 + z^2 = 25`.
- Stel een vergelijking op van de bol met middelpunt `M(-2,1,2)` die door het punt `A(-1,-1,-3)` gaat.
- Stel een vergelijking op van de cilinder door `O(0,0,0)` waarvan de as evenwijdig is aan de `y`-as en door `P(1,0,3)` gaat.
-
Je kunt aan bollen en cilinders ook raaklijnen en raakvlakken maken. In Voorbeeld 1 zie je hoe je de vergelijking van een raakvlak aan een bol opstelt in een punt op de bol.
- Waarom wordt in het voorbeeld eerst de vergelijking van de bol zo geschreven dat je het middelpunt kunt bepalen? Doe dit zelf ook.
- Ga na, hoe nu de vergelijking van het raakvlak wordt opgesteld.
Neem vervolgens het oppervlak `C` met vergelijking `x^2 + y^2 = 8x + 13`.
- Toon aan dat dit oppervlak een cilinder is en bereken de straal van die cilinder. Beschrijf ook de as van de cilinder.
- Stel de vergelijking op van het raakvlak `W` aan `C` in het punt `Q(2,5,3)`.
- Welke vergelijking heeft het raakvlak aan `C` dat evenwijdig is met `W`?
- Voor welke waarden van `a` raakt de lijn `l: (x,y,z) = (at,2+t,4-t)` de cilinder `C`?
-
In Voorbeeld 2 wordt een parametervoorstelling van een cilinder opgesteld.
- Laat zien, dat `x = 3 cos(u)`, `y = 3 sin(u)` en `z = v` voldoen aan de gegeven vergelijking van de cilinder.
- Welke kromme ontstaat er als je `v=u` neemt?
Je kunt ook voor een bol een parametervoorstelling maken.
Daarvoor kunnen als parameters de hoeken `u = /_ROQ` en `v = /_QOP` worden gebruikt. Hierin is `QR` loodrecht op de `x`-as en `PQ` loodrecht op het `xy`-vlak. De bol heeft middelpunt `O` en straal `r`.
- Welke waarden moeten `u` en `v` aannemen om een complete bol te beschrijven?
- Laat zien, dat `x = r cos(u) cos(v)`, `y = r sin(u) cos(v)` en `z = r sin(v)`.
- Toon aan dat de bij b gevonden uitdrukkingen voor `x`, `y` en `r` voldoen aan de bolvergelijking `x^2 + y^2 + z^2 = r^2`.
-
Stel een vergelijking en een parametervoorstelling op van het oppervlak `V` dat hieronder wordt beschreven.
- `V` is een cilinder met de `y`-as als as die door `P(3,4,5)` gaat.
- `V` is een bol met middelpunt `O` die het vlak `x + y + z = 6` raakt.
- `V` is een cilinder met een as door `(4,4,0)` die zowel het `xz`-vlak als het `yz`-vlak raakt.
- `V` is een bol door de punten `A(2,0,0)`, `B(2,2,0)`, `C(2,2,2)` en `D(0,2,2)`.
-
Het oppervlak waarvan je in Voorbeeld 3 een vergelijking ziet heet een ellipsoïde.
- Teken in een rechthoekig `Oxyz`-assenstelsel de drie doorsnedes van dit oppervlak met de coördinaatvlakken.
- Leg uit waarom het oppervlak kan worden gezien als een ellips die om de `y`-as wordt gewenteld.
- Bewijs de symmetrie van deze ellipsoïde t.o.v. de `y`-as.
Ook van zo'n ellipsoïde kun je een parametervoorstelling maken.
- Kies twee geschikte parameters en geef een bijpassende parametervoorstelling.
- Stel een vergelijking op van de ellipsoïde met centrum `O` die door `A(2,0,0)`, `B(0,2,0)` en `C(0,0,6)` gaat en waarvan de `x`-as, de `y`-as en de `z`-as symmetrieassen zijn.
Maak er ook een parametervoorstelling bij.
Verwerken
-
Bepaal middelpunt en straal van de bol of symmetrieas en straal van de cilinder als deze vergelijkingen of parametervoorstellingen zijn gegeven.
- `4x^2 + 4y^2 + 4z^2 - 4x + 4y - 8z + 5 = 0`
- `(x,y,z) = (v + 2, 2 cos(u) + 3, 2 sin(u) + 4)`
- `x^2 + y^2 = 12x`
- `(x,y,z) = (5 + 5 cos(u) sin(v), 5 + 5 sin(u) cos(v), 5 sin(v))`
-
Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel `Oxyz` is de kubus `OABC.DEFG` gegeven door `A(4,0,0)`, `C(0,4,0)` en `D(0,0,4)`.
Verder is bol `B_1` gegeven door de vergelijking `x^2 + y^2 + z^2 = 4`.
- Teken de kubus en het gedeelte van de bol `B_1` in het assenstelsel.
- Bol `B_2` met middelpunt `G` raakt `B_1`. Stel een vergelijking van `B_2` op.
- Stel een vergelijking op van bol `B_3` waarvan `AG` de middellijn is.
Een cilinder `C` met straal 3 heeft de lijn `BF` als as.
- Stel een vergelijking van `C` op.
- Bereken de (kortste) afstand van bol `B_1` tot cilinder `C`.
- Er bestaan twee vlakken `V_1` en `V_2` die zowel `B_1` als `C` raken en evenwijdig zijn met de `z`-as. Met één van die twee vlakken heeft `B_1` het punt `P` gemeen en `C` de lijn `l`.
Bereken de afstand van `P` tot `l`.
-
Een viervlak `O.ABC` is ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel `Oxyz` gegeven door `A(6,0,0)`, `B(0,6,0)` en `C(0,0,6)`.
- Stel een vergelijking op van de omgeschreven bol van dit viervlak, dus van de bol die door alle hoekpunten ervan gaat.
- Stel een vergelijking op van de ingeschreven bol van dit viervlak, dus van de bol die alle vlakken van dit viervlak raakt.
-
Gegeven is de bol `B` door de parametervoorstelling `(x,y,z) = (4 + 3 cos(u) cos(v), 3 + 3 sin(u) cos(v), 2 + 3 sin(v))` met `0 <= u <= 2pi` en `-0,5pi <= v <= 0,5pi`.
- Stel een vergelijking op van deze bol.
- De doorsnede van het vlak `z=4` met deze bol is een cirkel. Welke straal heeft deze cirkel? En welke waarde van `v` hoort er bij?
- Welke vergelijking heeft de cilinder `C` die `B` raakt volgens de cirkel waarvoor geldt `v=0`?
- Welke vergelijking heeft het vlak dat zowel de bol als de cilinder raakt en waarvoor geldt `u = 0,25pi`?
- De lijn `l` met parametervoorstelling `(x,y,z) = (2,1,3) + t(4,4,0)` snijdt de bol `B` in twee punten `P` en `Q`. Onder welke hoek snijdt `l` de bol?
-
Een cilinder wordt gesneden door twee vlakken `V` en `W` die beide loodrecht op de as `l` van de cilinder staan.
De afstand tussen `V` en `W` is 2 cm.
Op de snijcirkel van de cilinder en vlak `V` ligt een punt `A`. Op de snijcirkel van de cilinder en vlak `W` ligt een punt `B`.
`|AB| = 4` cm en de afstand van lijn `AB` tot `l` is 1 cm.
- Bereken de straal van de cilinder.
- Bereken de hoek die beide raakvlakken in `A` en `B` aan de cilinder met elkaar maken.
Testen
-
Bepaal middelpunt en straal van de bol of symmetrieas en straal van de cilinder als deze vergelijkingen of parametervoorstellingen zijn gegeven.
- `x^2 + z^2 - 4x + 4z = 0`
- `(x,y,z) = (2 sin(v), 2 cos(u) cos(v), 2 sin(u) cos(v) + 4)`
- `x^2 + y^2 + z^2 = 10y - 6z - 39`
- `(x,y,z) = (5 + 5 cos(u), 5 + 5 sin(u), 5v)`
-
Van een regelmatige vierzijdige piramide `T.ABCD` is `A(0,0,4)`, `B(4,0,0)`, `C(0,0,-4)`, `D(-4,0,0)` en `T(0,0,8)`.
- Stel een vergelijking op van de bol door de hoekpunten van deze piramide.
- Bereken de hoeken waaronder de lijn `AT` deze bol snijdt in graden nauwkeurig.
- Een cilinder waarvan lijn `OT` de symmetrieas is raakt alle vier de zijden van grondvlak `ABCD` van de piramide. Stel van deze cilinder een vergelijking op.
- De cilinder bedoeld in c snijdt ribbe `BT` in punt `P`. Bereken `|OP|`.