Sinusfuncties

Inleiding

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.


Uitleg

Lees eerst de Uitleg goed door. Bekijk hoe je vergelijkingen van de vorm `sin(x) = c` oplost.

Opgaven

  1. Bekijk de Uitleg. Los nu zelf op:
    1. `sin(x) = 0,2`
    2. `sin(x) = -0,2`

  2. Waarom heeft `sin(x) = 1,2` geen oplossingen?


Theorie

Bestudeer eerst de Theorie. In de opgaven wordt je naar de Voorbeelden verwezen.

Opgaven

  1. Bekijk Voorbeeld 1.
    Los nu op `sin(x) = -0,5`.
    1. Geef alle oplossingen benaderd in drie decimalen nauwkeurig.
    2. Geef alle exacte oplossingen.
    3. Geef alle exacte oplossingen op het interval `[0,4pi]`.

  2. Bekijk de grafiek van `f(x) = sin(x)`. Zorg dat je in ieder geval één complete periode in beeld hebt.
    1. Los exact op: `sin(x) = 1/2 sqrt(2)`.
    2. Geef alle exacte oplossingen op het interval `[-2pi,4pi]`.
    3. Geef de oplossingen op het interval `[-2pi,4pi]` in drie decimalen nauwkeurig.

  3. In Voorbeeld 2 los je `sin(x) = -0,8` op. Nu zijn alleen benaderingen mogelijk.
    1. Los op `sin(x) = 0,6` op het interval `[-pi,3pi]`. Geef benaderingen in twee decimalen nauwkeurig.
    2. Los op `sin(x) < 0,6` op het interval `[-pi,3pi]`. Geef benaderingen in twee decimalen nauwkeurig.
    3. Los op `sin(x) < -0,6` op het interval `[-pi,3pi]`. Geef benaderingen in twee decimalen nauwkeurig.

  4. Bestudeer Voorbeeld 3. Je werkt daarin met de grafiek van de functie `f(x) = 3 sin(x) + 1`.
    1. Breng zelf deze grafiek in beeld op `[-2pi,4pi]`.
    2. Los `f(x) < 2` op met benaderingen in twee decimalen nauwkeurig.
    3. Los `f(x) = 2,5` exact op.
    4. Los `f(x) = 4` exact op.
    5. Waarom kun je `f(x) = 5` niet oplossen?

  5. Los op `[-2pi,2pi]` exact op: `2 * sin(x) <= -sqrt(3)`.

  6. Los exact op: `sin(2x) = sin(1/12 pi)`.

Verwerken

  1. Bekijk de grafiek van `f(x) = sin(x)`.
    Los de volgende vergelijkingen op. Geef waar mogelijk exacte oplossingen en anders benaderingen in drie decimalen nauwkeurig.
    1. `sin(x) = 0,35`
    2. `sin(x) = -0,35`
    3. `sin(x) = 1/2sqrt(3)`
    4. `sin(x) = -1/2sqrt(2)`

  2. Geef alle oplossingen van:
    1. `sin(x) = 1`
    2. `sin(x) = sin(1)`
    3. `sin(1) = x`

  3. Gegeven is de functie `f` met `f(x) = 2 sin(x) - 1` op `[0,4pi]`.
    1. Bereken alle nulpunten van de grafiek van deze functie.
    2. Los op: `f(x) >= 0`.

  4. Gegeven is de functie `g` met `g(x) = sin(2x)` op `[0,4pi]`.
    1. Los op: `g(x) = 0,5`
    2. Los op: `g(x) >= 0,5`.


Testen

  1. Bekijk de grafiek van `f(x) = sin(x)`.
    Los de volgende vergelijkingen op. Geef waar mogelijk exacte oplossingen en anders benaderingen in drie decimalen nauwkeurig.
    1. `sin(x) = 0,95`
    2. `sin(x) = -0,95`
    3. `sin(x) = -1/2`

  2. Gegeven is de functie `f(x) = 4 sin(x) + 1` op `[-2pi,2pi]`.
    1. Bereken alle nulpunten van de grafiek van `f` in twee decimalen nauwkeurig.
    2. Los op `f(x) < 0`.

  3. Los exact op: `sin(3x) = 0,5`.