Radialen
Antwoorden bij de opgaven
-
-
`h = 0,5` en `alpha = 1/6 pi`.
-
`h = 0,5` en `alpha = 5/6 pi`.
-
`h = -0,5` en `alpha = 1 1/6 pi`.
-
`h = -1` en `alpha = 1 1/2 pi`.
-
`2pi`
-
`90^o + k * 360^o` of `1/2 pi + k * 2pi`.
-
-
Drie periodes.
-
`sin(30^o) = sin(390^o) = 0,5`. Ze verschillen precies één periode.
-
`sin(30^o) = sin(150^o) = 0,5`. In de eenheidscirkel liggen de punten `P` bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de `y`-as en dus hoort er dezelfde waarde voor `h` bij.
-
`sin(30000^o) = sin(120^o + k * 360^o) = sin(60^o + k * 360^o)`.
-
`sin(-10000^o) = sin(80^o + k * 360^o) = sin(100^o + k * 360^o)`.
-
-
Drie periodes.
-
`sin(1) = sin(1 + 2pi) ~~ 0,841`. Ze verschillen precies één periode.
-
`sin(1) = sin(pi - 1) ~~ 0,841`. In de eenheidscirkel liggen de punten `P` bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de `y`-as en dus hoort er dezelfde waarde voor `h` bij.
-
`sin(211,5pi) = sin(1,5pi + k * 2pi)`.
-
`sin(-1500pi) = sin(k * pi)`.
-
-
`2pi`
-
`alpha` | `0^o` | `30^o` | `45^o` | `60^o` | `90^o` | `120^o` | `225^o` | `270^o` | `330^o` |
`x` |
`0` |
`1/6pi` |
`1/4pi` |
`1/3pi` |
`1/2pi` |
`2/3pi` |
`1 1/4pi` |
`1 1/2pi` |
`1 5/6pi` |
-
`10/180pi = 1/18pi` radialen.
-
`10 * 180/pi ~~ 573^o`.
-
-
`360^o`
-
Alle waarden `x + k * 360^o` verschillen precies één periode en hebben dus dezelfde sinus.
-
In de eenheidscirkel liggen de punten `A` bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor `sin(x)` bij.
-
In de eenheidscirkel liggen de punten `A` bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de horizontale lijn door het middelpunt en dus horen er tegengestelde waarden voor `sin(x)` bij.
-
De rechthoekige driehoek met `MA = 1` als hypothenusa heeft dan twee gelijke rechthoekszijden. Die hebben daarom elk een lengte van `sqrt(1/2) = 1/2sqrt(2)`.
-
`225^o` en `315^o`.
-
-
`2pi`
-
Alle waarden `x + k * 2pi` verschillen precies één periode en hebben dus dezelfde sinus.
-
In de eenheidscirkel liggen de punten `A` bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor `sin(x)` bij.
-
`-1 <= sin(x) <= 1`.
-
De rechthoekige driehoek met `MA = 1` als hypothenusa is dan een halve gelijkzijdige driehoek.
-
`sin(5 1/6pi) = sin(1 1/6pi) = -0,5`, `sin(-1 5/6pi) = sin(1/6pi) = 0,5`, `sin(2 3/4pi) = sin(3/4 pi) = 1/2sqrt(2)`.
-
-
-
-
`0,1`
-
`-0,1`
-
`0,1`
-
`-0,1`
-
`0,1`
-
`x = 1/6pi + k * 2pi vv x = 5/6pi + k * 2pi`
-
-
`1/6pi, 1/9pi, 1/18pi, 1 1/2pi, 2pi, 1 19/36pi, 1/3pi`.
-
`90^o, 60^o, 135^o, 180/pi ~~ 57^o, 180^o, ~~ 180^o, 1800^o`.
-
-
`f(5/6pi) = 0,5` en `5 * a(1/6pi) = 2,5`. In het eerste geval maak je de draaihoek groter, maar de sinus blijft tussen `-1` en `1`. In het tweede geval bereken je een sinus die je achteraf met 5 vermenigvuldigt.
-
`f(1/4pi) = 1/2sqrt(2)` en `f(-1/4pi) = -1/2sqrt(2)`. De bijbehorende punten op de grafiek liggen gespiegeld t.o.v. de oorsprong.
-
Maak een schets.
-
Maak ook hierbij een schets.
-
Gebruik congruente driehoeken.
-
-
-
-
`x ~~ 0,644 vv x ~~ 2,498`.
-
-
-
-
`x = 1 1/6pi vv x = 1 5/6pi`.
-
-
`1/3pi, 1/4pi, pi, 1 2/3pi, 1 5/6pi, 1 17/18pi, -1 17/18pi`.
-
`180^o, 60^o, -45^o, 360^o, 150^o, 195^o, 2 * 180/pi ~~ 115^o, 300^o`.
-
-
`f(7/12pi) ~~ 0,966` en `f(1/4pi) + f(1/3pi) ~~ 1,207`. In het eerste geval verander je de draaihoek en neem je daarna de sinus, in het tweede geval neem je eerst de sinus en tel je twee sinussen op.
-
`f(1/4pi) = 1/2sqrt(2)` en `f(-3/4pi) = -1/2sqrt(2)`. Ze komen overeen omdat `f(1/4pi) = -f(-1/4pi)` en `f(-1/4pi) = f(-3/4pi)`.
-
De grafiek is symmetrisch in de lijn `x = 1/2pi`.
-
Gebruik twee congruente driehoeken.
-
-
-
-
`x ~~ 6,031 vv x ~~ 3,394`.