Oppervlakte en lengte
Antwoorden bij de opgaven
-
-
De gevraagde oppervlakte is `int_1^2 (x^3 - x^2) text(d)x = [1/4 x^4 - 1/3 x^3]{:(2),(1):} = 17/12`.
-
De lijn `y = 2` snijdt de grafiek van `f` in `(+-sqrt(2),2)` en die van `g` in `(root[3](2),2)`.
De gevraagde oppervlakte is `int_1^(root[3](2)) (x^3 - x^2) text(d)x + int_(root[3](2))^(sqrt(2)) (2 - x^2) text(d)x ~~ 0,079`.
-
-
Elk lijnstukje is de hypothenusa van een rechthoekig driehoekje met rechthoekszijden `Delta x` en `Delta y`. En dus bereken je de lengte ervan met de stelling van Pythagoras.
-
`sum_(k = 1)^(10) sqrt((0,1)^2 + ((0,1k)^2 - (0,1(k-1))^2)^2) ~~ 1,48` (Gebruik je GR, zie het practicum bij het onderdeel 4.1: "De integraal".)
-
Reken nu de integraal in het voorbeeld met de rekenmachine na.
-
`L = int_0^1 sqrt(1 + (3x^2)^2) text(d)x ~~ 1,55`.
-
Bereken eerst de snijpunten van beide grafieken door `f(x) = g(x)` op te lossen. Je vindt `(-2,0)` en `(1,3)`.
Nu is `opp(V) = int_(-2)^1 (4 - x^2 - (x + 2)) text(d)x = int_(-2)^1 (-x^2 - x + 2) text(d)x = [-1/3 x^3 - 1/2 x^2 + 2x]{:(1),(-2):} = 4,5`.
-
-
`g'(x) = 1`
`L = int_(-2)^1 sqrt(1 + 1^2) text(d)x = [sqrt(2) * x]{:(1),(-2):} = 3sqrt(2)`.
-
Met de stelling van Pythagoras: `L^2 = 3^2 + 3^2` en dus `L = sqrt(18) = 3sqrt(2)`.
-
`f'(x) = -2x`
De gevraagde omtrek is `3sqrt(2) + int_(-2)^1 sqrt(1 + (-2x)^2) text(d)x ~~ 10,37`.
-
-
`2 * int_(-2)^2 sqrt(4 - x^2) text(d)x ~~ 12,57`.
-
`2 * int_(1)^2 sqrt(4 - x^2) text(d)x ~~ 2,46`.
-
De snijpunten van `x = 1` met de cirkel zijn `A(1,-sqrt(3))` en `B(1,sqrt(3))`.
Het vlakdeel vormt samen met driehoek `OAB` een cirkelsector.
De sectorhoek `AOB` is 120° dus de cirkelsector is éénderde deel van de hele cirkel en heeft daarom een oppervlakte van `1/3 * pi * 2^2 = 4/3 pi`.
De oppervlakte van driehoek `OAB` is `sqrt(3)`. Dus het vlakdeel heeft een oppervlakte van `4/3 pi - sqrt(3) ~~ 2,46`.
-
De afgeleide van `f(x) = sqrt(4 - x^2)` is `f'(x) = (-x)/(sqrt(4 - x^2))`.
De omtrek van de cirkel is `2 * int_(-2)^2 sqrt(1 + ((-x)/(sqrt(4 - x^2)))^2) text(d)x = 2 * int_(-2)^2 sqrt(4/(4 - x^2)) text(d)x ~~ 12,57`.
-
-
De oppervlakte is `int_(-1)^2 (g(x) - f(x)) text(d)x = int_(-1)^2 (-2x^2 + 2x + 4) text(d)x`.
Dat geeft:
[ −23x3+x2+4x ]−12=(−163+4+8)−(23+1−4)=9
.
-
De oppervlakte is `int_(2)^4 (f(x) - g(x)) text(d)x = int_(2)^4 (2x^2 - 2x - 4) text(d)x`.
Dat geeft:
[ 23x3−x2−4x ]24=(1283−16−16)−(163−4−8)=1713
.
-
Je moet oplossen
∫a33−xdx=18
.
Na primitiveren en invullen van de grenzen krijg je
23(3−a)3−a=18
. Dit geeft
a=−6
.
-
-
∫121+(3x2−112x2)2dx≈7,04
-
∫141+(32x)2dx=∫141+94xdx≈7,63
-
-
De nulpunten zijn: `(-3, 0), (-2, 0), (2, 0)` en `(3, 0)`.
De extremen zijn: max.`f(0) = 36` en min.`f(+-1/2 sqrt(26)) = -6,25`.
-
opp(V)=∫−22(x4−13x2+36)dx
geeft
[ 15x5−133x3+36x ]−22=87715
.
-
De raaklijn in `(3,0)` met `f'(3) = 30` heeft vergelijking `y = 30x - 90`.
opp(W)=∫03(x4−13x2+36−30x+90)dx
en dit geeft
[ 15x5−133x3−15x2+126x ]03=174,6
.
-
De snijpunten van de lijn en de grafiek vind je uit de vergelijking:
x+1x=212
. Dit geeft
x=0,5∨x=2
.
De oppervlakte is
∫0,52(212−x−1x)dx
. Deze integraal kun je op dit moment alleen met de GR bepalen. Je vindt: `~~ 0,4887`.
-
-
De grafieken snijden elkaar in `(-2,0)` en `(2,0)`. Verder gaat de grafiek van `g` ook door `(0,-4)`. Teken de lijn `x = p`, waarbij `-2 < p < 0`.
De oppervlakte van `Delta OAB` is `1/2 * -p * |AB| = -1/2 p * (f(p) - g(p)) = -1/2 p ((p^2 - 4)(2p + 1) - (p^2 - 4)) = -p^4 + 4p^2 = 3`.
Deze vergelijking is te ontbinden in `(p^2 - 3)(p^2 - 1) = 0`. Dit geeft als enige mogelijkheden `p = -1` of `p = -sqrt(3)`.
-
(ax2−4)(2x+1)=(ax2−4)
geeft
ax2−4=0∨2x+1=1
en dus
x=±4a∨x=0
.
Nu kun je de oppervlaktes van de twee vlakdelen bepalen met behulp van primitiveren.
Na veel gedoe met haakjes vind je dat beide oppervlaktes gelijk zijn aan
8a
.
-
-
Vensterinstellingen bijvoorbeeld `[0,12]xx[-2,3]`.
-
De snijpunten met de assen bereken je algebraïsch: `x + 3 - 4sqrt(x) = 0` geeft `4sqrt(x) = x + 3` en dus `16x = x^2 + 6x + 9`.
Hieruit vind je `x = 1 vv x = 9`.
De raaklijn in `(1,0)` is `y = -x + 1`. De raaklijn in `(9,0)` is `y = 1/3 x - 3`.
Hun snijpunt (algebraïsch) is `(3,-2)`.
De oppervlakte van de gevraagde driehoek wordt daarom `1/2 * 8 * 2 = 8`.
-
De lengte is
∫191+(1−2x)2dx=∫192−4x+4xdx≈8,366164
.
-
-
Nulpunten (algebraïsch) zijn `(2,0)` en `(4,0)`.
-
opp(G)=∫02(4−4(x−3)−2)dx=[ 4x+4x−3 ]02=513
-
`f'(x) = 8/((x - 3)^3)`, dus de totale omtrek is `2 + 3 5/9 + int_0^2 sqrt(1 + (8/((x - 3)^3))^2) text(d)x ~~ 9,93`.
-
-
Doen.
-
opp(G)=∫043(4−xx−2)dx=∫043(2−x112)dx=[ 2x−25x212 ]043≈1,90
-
∫141+(−32x12)2dx=∫141+94xdx=[ 23(1+94x)32⋅49 ]14≈7,63