Totaalbeeld
Antwoorden bij de opgaven
-
-
Jongens: `mu ~~ 180,4` en `sigma ~~ 7,88` cm.
Meisjes: `mu ~~ 168,8` en `sigma ~~ 7,08` cm.
-
-
-
Denk om gebruik van de bovengrenzen!
-
Ze zijn redelijk normaal verdeeld.
-
`text(P)(J < 168,8 | mu = 180,4 text( en ) sigma = 7,88) ~~ 0,070` dus ongeveer 7%.
-
`text(P)(M > 180,4 | mu = 168,8 text( en ) sigma = 7,08) ~~ 0,051` dus ongeveer 5%.
-
-
Dan moet de 2e sok zitten tussen 45,8 en 47,2 cm: 15,9% (ofwel 16%).
-
Nee, want de eerste sok wijkt nu verder van het gemiddelde van 47 cm af, dus de omliggende kansen ook.
-
Dan moet de 2e sok zitten tussen 48,8 en 50,2 cm: 0%.
-
-
Ongeveer 9,5%.
-
Vanaf 290 dagen.
-
Ongeveer 0,3%.
-
-
Ongeveer 4,8%.
-
`text(P)(T < 60 | mu = 62 text( en ) sigma = 0,06 * sqrt(20)) ~~ 0`.
-
Je verwacht gemiddeld 3,1 gram met een standaardafwijking van `(0,06)/(sqrt(20)) ~~ 0,013` gram.
-
`text(P)(G < 3 | mu = m text( en ) sigma = 0,06) = 0,01` geeft `(3 - m)/(0,06) ~~ -2,32` zodat `mu = m ~~ 3,14` gram.
-
`text(P)(G < 3 | mu = 3,1 text( en ) sigma = s) = 0,01` geeft `(3 - 3,1)/(s) ~~ -2,32` zodat `sigma = s ~~ 0,04` gram.
-
-
`K` is het gewicht van een kuipje.
`text(P)(496 < K < 502 | mu(K) = 500 text( en ) sigma(K) = 4) ~~ 0,5328`.
-
`D` is het gewicht van een volle doos.
`mu(D) = 20 * 500 + 400 = 10400` en `sigma(D) = sqrt((sqrt(20) * 4)^2 + 15^2) ~~ 23,35`.
-
`text(P)(D < 10350 | mu(D) = 10400 text( en ) sigma(D) = 23,35) ~~ 0,1612`.
-
De verpakking heeft naar verhouding een grote standaardafwijking. Daardoor is de kans op een boete erg groot. Beter is het om alleen op de kuipjes te letten.
-
Kans op een boete bij 20 kuipjes is `text(P)(20K < 9950 | mu(20K) = 10000 text( en ) sigma(D) = 17,89) ~~ 0,0026`. Als alleen de kuipjes worden genomen, is de kans op een boete het kleinst.
-
`text(P)(K < 492 | mu(K) = 500 text( en ) sigma(K) = 4) ~~ 0,0228`.
Men krijgt een boete bij meer dan 5 kuipjes. De kans daarop is `1 - text(P)(A <= 4 | n = 100 text( en ) p = 0,0228) ~~ 0,0791`.
-
Bepaal `m` zo, dat `text(P)(K < 492 | mu(K) = m text( en ) sigma(K) = 4) ~~ 0,01`. Je vindt `m = mu(K) ~~ 501,3` gram.
-
-
`text(P)(X > 870 | mu = 860 text( en ) sigma = 10) ~~ 0,1586`.
-
`0,1586^3 ~~ 0,0040`
-
`text(P)(A = 3 | n = 6 text( en ) p = 0,1586) ~~ 0,0476`.
-
`text(P)(X > 880 | mu = 860 text( en ) sigma = 10) ~~ 0,0228`.
De kans op een verbetering bij drie sprongen is dan: `text(P)(A = 1 | n = 3 text( en ) p = 0,0228) ~~ 0,0652`.
-
Eis drie legt de meeste beperkingen op. Hij kan niet onbeperkt blijven springen.
-
-
Ongeveer 0,62%.
-
Ongeveer 6,68%.
-
Beide normaalkrommen zijn even hoog en breed omdat de standaarddeviaties gelijk zijn. De gevraagde diameter is daarom 14,95 cm.
-
`mu(V) = 15,0 - 14,9 = 0,1` en `sigma(V) = sqrt(0,1^2 + 0,1^2) ~~ 0,14` mm.
-
`text(P)(V < 0 | mu = 0,1 text( en ) sigma = 0,14) ~~ 0,2375`.
-
-
Het gemiddelde IQ is 100 met een standaardafwijking van 15.
-
Ja, want het is het quotiënt van je intelligentieleeftijd en je werkelijke leeftijd.
-
`2,3 + 13,6 = 15,9`%.
-
Ongeveer 0,38%.
-
Ongeveer 120 of meer.
-
-
`text(P)(X < 495 | mu = 500 text( en ) sigma = 4) ~~ 0,1056`, dus ongeveer 11%.
-
`text(P)(X < 500 | mu = m text( en ) sigma = 4) = 0,25` geeft `m = mu ~~ 502,7`.
-
Je hebt hier te maken met een trekking zonder terugleggen. Er staan dus 15 pakken zonder ondergewicht, dus de gevraagde kans is `15/20 * 14/19 * 13/18 ~~ 0,40`.
-
`text(P)(T < 8000 | mu = 8043,2 text( en ) sigma = sqrt(16) * 4) ~~ 0,004`.
-
-
`text(P)(X < 1000 | mu = 1070 text( en ) sigma = 40) ~~ 0,0401`, dus inderdaad ongeveer 4,0%.
-
`text(P)(X > 2500 | mu = m text( en ) sigma = 40) = 0,04` geeft `m = mu ~~ 2570` g.
-
Stel het aantal gezinspakken op `x`. Het aantal kleine pakken is dan `2x`.
Voor het gewicht geldt: `x * 2570 + 2x * 1070 = 7536000` (in grammen). Er kunnen maximaal 1600 gezinspakken geproduceerd worden.
-
-
`text(P)(X > 5,0 | mu = 3,6 text( en ) sigma = 0,7) ~~ 0,0228`, dus ongeveer 2%.
-
16 intervallen aan elkaar gekoppeld: `mu = 16 * 3,6 = 57,6` en `sigma = sqrt(16) * 0,7 = 2,8`.
`text(P)(X > 60,0 | mu = 57,6 text( en ) sigma = 2,8) ~~ 0,1949`. Dus ongeveer 19%.
-
Kans op geen alarm van een sensor is 0,45. Kans op alarm 0,55.
In de gang zijn 5 sensoren; geven geen alarmmelding. De kans dat alarm wel afgaat: `1 - 0,55^5 ~~ 9497`. Dit is ongeveer 95%.
-
Mogelijkheid 1:
`1 - 0,55^n < 0,995` geeft `n > (log(0,005))/(log(0,55)) ~~ 8,862`. Er moeten dus 9 sensoren zijn, dat is 4 extra.
Dit kost € 32000,00.
Mogelijkheid 2:
Als er twee sensoren worden vervangen is de kans dat het alarm afgaat `1 - 0,55^3 * 0,20^2 ~~ 0,9933 < 0,995`.
Als er drie sensoren worden vervangen is de kans dat het alarm afgaat `1 - 0,55^2 * 0,20^3 ~~ 0,9975 > 0,995`.
Er moeten dus 3 sensoren worden vervangen. De kosten daarvan zijn € 27000,00.
-
-
Volgens de advocaat is `text(P)(X <= 170) = 0,910` en dus is `(170 - mu)/(sigma) ~~ 1,34` ofwel `170 - mu ~~ 1,34sigma`.
-
`170 - mu ~~ 1,34sigma` en `mu = 160,4` geeft `sigma ~~ 7,2`.
-
`text(P)(X <= g | mu = 160,4 text( en ) sigma = 7,2) = 0,955`, geeft `g ~~ 172,6`.
-
Volgens het onderzoek is `text(P)(X > 172,6 | mu = m text( en ) sigma = 7,2) = 0,1234` en dit geeft `m = mu ~~ 164,3` cm.
-
`text(P)(X <= 170,0 | mu = 164,0 text( en ) sigma = 7,2) ~~ 0,7977`, dus ongeveer 80%.