Kansen beredeneren

Antwoorden bij de opgaven

    1. `text(P)(X = 6) = 1/6`
    2. `text(P)(X = 5) = 1/6` en `text(P)(X > 4) = 2/6 = 1/3`
    1. `4/6=2/3`
    2. `1/2`
    3. `5/6`
  1. Er zijn meer witte dan rode balletjes, dus de kans op een wit balletje is groter dan die op een rood balletje.
    De kans op een wit balletje is 0,6, die op een rood balletje 0,4.
    1. 36
    2. 4
    3. `4/36=1/9`
    4. `6/36=1/6`
    5. `text(P)(X + Y = 9) = 10/36 = 5/18`
    1. `1/4`
    2. `1/13`
    3. `1/52`
    1. Kun je niet door redeneren bepalen.
    2. `1/4`
    3. `1/2` (Eigenlijk moet je deze kans ook door statistieken bepalen.)
    4. `1/2` (Dezelfde kans als bij c als het tenminste om dezelfde bevolking(sgroep) gaat.)
    5. Kun je niet door redeneren bepalen.
    6. `1/2`
    1. `3/10`
    2. `1/5`
    3. `1/10`
    4. `2/5`
    1. 0,001
    2. 0,001 als ze maar één lot heeft.
    3. 0,5
    4. Bij b is alleen het nummer van je vriendin goed, bij c is ieder even nummer goed.
    5. `1/999`
    6. `500/999`
    1. `6/36 = 1/6`
    2. `21/36 = 7/12`
    3. `1/36`
    4. `1/2`
    1. `1/2`
    2. `1/16`
    3. `5/16`
  2. `3/8`
    1. `1/4`
    2. `1/13`
    3. `1/52`
    1. -
    2. `8/36`
    1. Daarmee dekt de eigenaar van het casino zijn kosten en maakt hij winst.
    2. `1/37`
    3. Niet als je twee fiches op hetzelfde nummer zet. Wel als je twee fiches op verschillende nummers zet, dan verdubbelt de kans.
    4. `18/37`
    5. `18/37`
    6. Nog steeds `18/37`