Meetkundige rijen
Inleiding
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-a > Discrete wiskunde > Rijen > Meetkundige rijen > Inleiding
Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Uitleg
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-a > Discrete wiskunde > Rijen > Meetkundige rijen > Uitleg
Opgaven
-
In de Uitleg is sprake van een meetkundige rij.
- Hoe kun je aan de directe formule van een rij zien dat hij meetkundig is?
- Hoe ziet de recursieformule van een meetkundige rij er altijd uit?
-
Bij meetkundige rijen kun je de som van een aantal termen op een handige manier vinden zonder de grafische rekenmachine te hoeven gebruiken.
- Bereken `100 + 200 + 400 + 800 + ... + 12800` op dezelfde manier als in de Uitleg.
- Bereken nu `1 + 2 + 4 + 8 + ... + 2^10` op deze manier.
-
Een meetkundige rij ziet er altijd zo uit: `a, a * r, a * r^2, a * r^3, a * r^4, ...`.
- Hoe ziet de directe formule van deze rij `u(n)` er uit?
- Hoe ziet de recursieformule van deze rij er uit?
- Bereken de som van de eerste 10 termen van deze rij.
- Bereken de som van de eerste `n` termen van deze rij.
Theorie
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5/6 VWO wi-a > Discrete wiskunde > Rijen > Meetkundige rijen > Theorie
Bestudeer eerst de Theorie. In de opgaven wordt je naar de Voorbeelden verwezen.
Opgaven
-
Welke van de volgende rijen zijn meetkundig? Geef van elke meetkundige rij de directe formule en het complete recursievoorschrift.
Bekijk eventueel eerst Voorbeeld 1.
- `5, 14, 23, 32, 41, ...`
- `320, 160, 80, 40, ...`
- `10, 2, -6, -14, ...`
- `1, 4, 9, 16, ...`
- `1, 3, 9, 27, ...`
- `2, 6, 18, 54 ...`
- `5, 5sqrt(3), 15, 15sqrt(3), 45 ...`
-
In Voorbeeld 2 zie je hoe de somformule voor een meetkundige rij wordt gebruikt.
Gegeven is de rij `a_n = 2^n` met `n >= 0`.
- Bereken de som van de eerste 20 termen van deze rij met je grafische rekenmachine.
- Bereken de som van de eerste 20 termen van deze rij met de somformule voor een meetkundige rij.
- Bereken `sum_(n=5)^(9) a_n`. Gebruik weer de somformule.
-
In Voorbeeld 3 gaat het over sparen met een vast jaarlijks spaarbedrag en een vaste jaarlijkse rente.
Stel je voor dat je vanaf je 16e verjaardag (`t = 0`) elke maand 50 euro op een nieuwe spaarrekening zet. Je krijgt een rente van 0,5% per maand.
- Hoeveel heb je twee maanden na je verjaardag op deze spaarrekening staan? En drie maanden na je verjaardag?
- Waarom is er telkens sprake van de som van een meetkundige rij?
- Stel voor die meetkundige rij een directe formule `B(t)` op. Neem `t` in maanden vanaf je verjaardag.
- Bereken met behulp van de somformule voor een meetkundige rij hoeveel je totale saldo `S` na 24 maanden sparen bedraagt.
-
Iemand huurt vanaf 1 januari 2010 een apartement voor € 550,= per maand. Zij houdt rekening met een huurverhoging van 5% per jaar.
-
Hoeveel moet zij jaarlijks aan huur betalen over het jaar 2011? En over 2012?
-
Stel een formule op voor de jaarlijks huurbedragen `h_n`, met `n = 0` in 2010.
-
Hoeveel betaalt ze in totaal aan huur gerekend over de eerste 10 jaar?
Verwerken
-
De rij `t_0, t_1, t_2, ...` is gegeven door `t_n = 3 * 2^(n + 1)`.
- Laat zien dat dit een meetkundige rij is.
- Schrijf de som van de eerste zeven termen met het Σ-symbool en bereken die som.
- Schrijf de som van de daarop volgende zeven termen met het Σ-symbool en bereken die som.
-
Hieronder staan telkens de twee eerste termen van een rekenkundige rij `r(n)` met `n >= 0`. Schrijf bij elk geval de eerste zeven termen op en geef een directe formule voor de rij.
- 3, 6
- 1, –2
- 100, 10
- 5, 5
Bij elk van deze rijen kun je naar de som van een aantal termen kijken.
- Bepaal bij elk van deze rijen de som van de eerste 12 termen.
- Bepaal bij elk van deze rijen ook `sum_(n=5)^(9) r(n)`.
-
Van een meetkundige rij is de derde term 10 en de zevende term 40. Bepaal een
recursieformule en een directe formule voor de rij. Geef duidelijk je nummering aan!
-
Twee huurders huren elk een huis tegen een jaarhuur van € 3000 in het eerste jaar.
De jaarhuur van huurder A wordt elk jaar met € 140 verhoogt, die van huurder B met 4%.
- Stel formules op voor hun jaarhuur in de opeenvolgende jaren.
- In welk jaar gaat B meer huur betalen dan A? (Gebruik de grafische rekenmachine).
- Hoeveel is A over de eerste tien jaar aan huur kwijt?
- Hoeveel is B over de eerste tien jaar aan huur kwijt?
-
Je leent bij een kredietbank een bepaald bedrag tegen een rente van 1,3% per maand.
Laat zien dat dit overeen komt met een jaarrente van ongeveer 16,8%.
Testen
-
Bereken `1024 + 512 + 256 + ... + 4 + 2 + 1`.
-
Bereken:
-
`sum_(i = 0)^(10) (100 * (1/3)^i)`
-
`sum_(k = 5)^(10) (4 * (-2)^k)`
-
Een wit vierkant van 1 m2 wordt in stappen rood gekleurd. In stap 1 wordt de
helft gekleurd, in elke volgende stap de helft van het dan nog witte deel.
- Hoe groot is de oppervlakte van het nog witte deel na drie stappen?
- Stel een formule op voor de oppervlakte van het rode deel na `n` stappen.
- Na hoeveel stappen is het witte deel kleiner dan 1 cm2?
Bekijk de drie rijen gevormd door
- de lengte van de opeenvolgende witte stukken;
- de oppervlakten van die stukken;
- de oppervlakten van de opeenvolgende rode stukken.
- Ga voor elk van die rijen na of hij rekenkundig of meetkundig is.