De sinusregel

Antwoorden bij de opgaven

  1. 4sin(50o)=|AB|sin(110o) geeft |AB|4,907.
    4sin(50o)=|BP|sin(20o) geeft |BP|1,786.
    Je loopt dus 4+1,786-4,907=0,879 km om.
  2. 4sin(70o)=|BC|sin(30o) geeft |BC|2,13.
  3. 4sin(80o)=|DF|sin(70o) geeft |DF|3,82.
  4. Trek de hoogtelijn uit B op AC. Die hoogtelijn kun je op twee manieren berekenen: asin(γ)=csin(α).
    1. Doen.
    2. Omdat je bij het toepassen van de sinusregel altijd één van de drie breuken compleet moet weten en in elke breuk een zijde en de tegenoverliggende hoek voorkomen.
    3. Doen.
  5. |AB|34,1; |EF|76,9; |HI|60,7; |MN|27,1
  6. Bijvoorbeeld asin(β)=bsin(α) of a=bsin(α)sin(β).
    1. 6sin(50o)=|AC|sin(90o) geeft |AC|7,8.
    2. cos(40o)=6|AC|geeft |AC|7,8.
    1. Gebruik de sinusregel.
    2. C41,8o en C138,2o
    3. Alleen C41,8o kan.
    4. |AC|29,4
  7. |AB|5,4; |DE|=836; |DF|8,9; |HI|=43
  8. |AB|306,4 m.
    1. Doen
    2. 23,46+1,8025 m
    3. h|BC|+17=69 en h|BC|=68 geeft h102 m.
  9. |AP|217,0 m en |BP|206,6 m.
  10. Sinusregel in ΔABC geeft C38o en daarmee A74o. Nogmaals de sinusregel geeft |BC|6,21.
    In ΔDEF kan alles exact: |DF|=4+43 en |EF|=46.
  11. Bereken eerst met de sinusregel dat A62o of A118o.
    Dan is C74o of C27o.
    En daarmee vind je |AB|5,4 of |AB|2,6.