Modelleren

Antwoorden, maar niet zomaar bij de opgaven

Veel van de vragen die in de opgaven worden gesteld zijn bedoeld om je aan het denken te zetten of op weg te helpen. Daarbij gaat het in meerdere opgaven over hetzelfde probleem. De oplossing en de aanpak van deze problemen is per groep opgaven bijeen gevoegd.

Uitwerking “Kijkafstand” (opgaven 1 t/m 4)

Uitwerking “Zwemmer in nood” (opgaven 5 t/m 7)

Uitwerking “Griepepidemie” (opgaven 8 t/m 11)

Overige opgaven

    1. Constante windsnelheid `v`. Het opgewekte vermogen is recht evenredig met de kinetische energie van de luchtstroom die per uur voorbij komt. De hoeveelheid lucht die per seconde voorbij komt is een cilinder met een grondvlak van `1/4 pi D^2` en een lengte van `v`.
    2. De formule `P = c * m * v^2` en de formule voor de inhoud van een cilinder.
    3. Stap 1: Vanuit natuurkundige voorkennis wordt het model bepaald.
      Stap 2: Vanuit de aannames wordt het model opgesteld.
      Stap 3: Door de modelformules te combineren wordt er één formule opgesteld voor alle windmolens. Door metingen is die formule passend te maken bij een bepaalde windmolen.
      Stap 4: Voor verschillende windsnelheden kan worden gemeten of de vermogens die uit de formule rollen ook overeen komen met de werkelijkheid.
    4. Zie stap 4.
  1. Stap 1:
    Je beweegt als gevolg van de draaiing van de aarde, ook als je stilstaat op het aardoppervlak. (Trouwens ook als gevolg van de beweging van de aarde om de zon, de zon om het centrum van het sterrenstelsel en het sterrenstelsel t.o.v. ???)
    Waar je op aarde zit bepaalt de snelheid, op de Noordpool is die snelheid 0. Je hebt dus de breedtegraad van Amsterdam nodig. De breedtegraad kan een variabele zijn. Er is dan een verband tussen de plek op aarde, de breedtegraad en de snelheid waarmee je beweegt.
    Stap 2:
    Aannames zijn bijvoorbeeld dat de aarde zuiver rond is en de aardas (Noordpool naar Zuidpool) een middellijn van een bol is. De omtrek van de aarde is 40.000 km.
    Stap 3:
    Je kunt dan aantonen dat je elke dag (24 uur) een cirkel aflegt met een straal van `40000/(2pi) * cos(alpha)` km waarin `alpha` de breedtegraad is van de plek waar je staat. Teken daartoe een dwarsdoorsnede van de aarde (een cirkel) en geef er de breedtegraad (de draaihoek vanaf het vlak door de evenaar) in. Voor Amsterdam (52,3634 graden) betekent dit een straal van ongeveer 3887,526 km en daarom een afstand van 24.426,046 km per 24 uur, dat is ongeveer 1017 km/uur.
    In het algemeen is de snelheid waarmee je beweegt:
    `40000/(2pi) * cos(alpha) * (2pi)/24 ~~ 1667 cos(alpha)` km/uur.
    Stap 4:
    Het controleren hiervan is natuurlijk niet eenvoudig. Maar je zou kunnen kijken naar de zon (die in dit model in feite stilstaat). In een uur tijd lijkt de zon een zekere afstand langs de hemel af te leggen als gevolg van de draaiing van de aarde (als je het bewegen van de aarde om de zon even verwaarloost). Door die afgelegde afstand te meten en de (gemiddelde) afstand van de aarde tot de zon te gebruiken zou je de draaisnelheid van de aarde op jouw plek moeten kunnen benaderen.
  2. Stap 1:
    Afstanden worden geschaald, de tijd echter niet.
    Stap 2:
    Doe eerst een aanname v.w.b. de schaal, probeer hem door meten in de foto te schatten, of zoek op wat HO-spoor voor schaal heeft. De schaal van het treintje is ongeveer 1:87.
    Stap 3:
    Een snelheid van 60 km/uur betekent dat een echte trein in een uur 60 km aflegt. Het model moet dan in een uur `60/87 * 0,69` kilometer afleggen. Dat is ongeveer 0,69 km/uur.
    Stap 4:
    Probeer te meten hoe snel een trein van een modelspoorbaan beweegt. En vraag je af of je die beweging natuurlijk lijkt.
    1. Als `B(t)` het aantal bomen is met `t` de tijd in jaren, dan geldt `B(0) = 5000` en `B(t + 1) = 0,85 * B(t) + 500`.
      Met behulp van Excel kun je hier een grafiek bij maken.
    2. Maak een tabel en je zult merken dat het aantal bomen een bovengrens benadert. Er komen maximaal 6666 bomen.