Bij het spel "darts" is het aantal punten dat je scoort bij het werpen met een pijltje een stochast. Met behulp van statistieken kun je voor een speler een bijpassende kansverdeling maken. Maar in het spel gooi je per beurt met drie darts. Hoe kun je de kansverdeling voor een beurt opstellen vanuit de kansverdeling voor één worp?
Op deze manier winstkansen berekenen is nog heel ingewikkeld, want het spel gaat om gewonnen "sets", waarbij elke "set" weer bestaat uit "legs" die elk uit een vooraf onbekend aantal beurten bestaan. Zoek de spelregels maar eens op.
Gooi je met een dobbelsteen dan is het aantal ogen dat bovenkomt een stochast X. Gooi je met twee dobbelstenen, dan heb je voor de som van het aantal ogen dat bovenkomt te maken met een stochast Y = X + X = 2X. Bij de voorbeelden 2 en 3 van 4.1: Stochasten vind je bijbehorende kansverdelingen.
> Laat zien dat in dit geval E(2X) = 2 · E(X).
> Laat zien dat in dit geval Var(2X) = 2 · Var(X).
> Laat zien dat in dit geval σ(2X) = · σ(X).
Iemand ontwerpt een dobbelstenensimulator die je via internet kunt spelen. Alleen zorgt hij er (maar dat is niet zichtbaar) dat de tweede dobbelsteen altijd precies 1 oog meer aangeeft dan de eerste, behalve als de eerste 6 ogen heeft, dan heeft de tweede 1 oog. Noem nu X het aantal ogen op de eerste dobbelsteen en Y dat op de tweede.
> Stel een kansverdeling op voor X + Y.
> Onderzoek nu hoe het zit met E(X + Y) en σ(X + Y).
Iemand doet aan twee kansspelen mee. Bij het eerste spel kan hij 2, 4, of 6 punten verdienen, bij het tweede spel 0 of 10 punten. Op grond van voorgaande resultaten heeft hij deze kansverdelingen opgesteld.
xi | 2 | 4 | 6 | yj | 0 | 10 | |
P(X = xi) | 0,20 | 0,30 | 0,50 | P(Y = yj) | 0,40 | 0,60 |
Voor de wedstrijd moeten de scores van beide spelen worden opgeteld. Daarbij past deze kansverdeling:
xi + yj | 2 | 4 | 6 | 12 | 14 | 16 |
P(X + Y = xi + yj) | 0,08 | 0,12 | 0,20 | 0,12 | 0,18 | 0,30 |
Je kunt nu zelf nagaan dat: E(X) = 4,6 en E(Y) = 6 en E(X + Y) = 10,6. Hier geldt dus dat de verwachtingswaarde van X + Y gelijk is aan de som van de afzonderlijke verwachtingswaarden.
Ook kun je nagaan dat: Var(X) = 2,44 en Var(Y) = 24 en Var(X + Y) = 26,44. Ook de variantie van X + Y gelijk is aan de som van de afzonderlijke varianties.
Omdat (σ(X))2 = Var(X) moet gelden (σ(X + Y))2 = (σ(X))2 + (σ(Y))2.
Ga na, dat σ(X + Y) = .
‡
Vaak heb je met de som van een aantal stochasten te maken. Zo kun je vanuit een kansverdeling voor stochast X met waarden x1, x2, ..., xn en een kansverdeling voor stochast Y met waarden y1, y2, ..., ym ook een kansverdeling maken voor X + Y door kansen te berekenen bij alle waarden xi + yj.
Beide stochasten heten onafhankelijk als P(X = xi en Y = yi) = P(X = xj) · P(Y = yj) voor elke xi en elke yj.
Nu geldt: E(X + Y) = E(X) + E(Y) en als X en Y onafhankelijk zijn E(X · Y) = E(X) · E(Y).
Ook geldt als X en Y onafhankelijk zijn: Var(X + Y) = Var(X) + Var(Y).
Omdat (σ(X))2 = Var(X) geldt voor onafhankelijke stochasten X en Y:
(σ(X + Y))2 = (σ(X))2 + (σ(Y))2.
En dus is voor onafhankelijke stochasten X en Y: σ(X + Y) = .
‡
Voor boogschutter A is stochast X het aantal punten dat hij bij elk schot behaalt.
x | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
P(X = x) | 0,02 | 0,02 | 0,04 | 0,10 | 0,09 | 0,11 | 0,12 | 0,12 | 0,15 | 0,15 | 0,08 |
Voor boogschutter B is stochast Y het aantal punten dat hij bij elk schot behaalt.
y | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
P(Y = y) | 0,01 | 0,02 | 0,03 | 0,03 | 0,04 | 0,06 | 0,05 | 0,11 | 0,20 | 0,21 | 0,24 |
Beide boogschutters vormen een team en hun scores worden opgeteld.
Bereken de verwachting en de standaarddeviatie van X + Y.
Beide stochasten zijn onafhankelijk.
Ga na, dat E(X) = 6,22 en Var(X) = (σ(X))2 = 6,5316.
En verder, dat E(Y) = 7,59 en Var(Y) = (σ(Y))2 = 5,9419.
Dan is E(X + Y) = 6,22 + 7,59 = 13,81.
En σ(X + Y) = ≈ 3,53.
‡
Voor boogschutter A is stochast X het aantal punten dat hij bij elk schot behaalt.
x | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
P(X = x) | 0,02 | 0,02 | 0,04 | 0,10 | 0,09 | 0,11 | 0,12 | 0,12 | 0,15 | 0,15 | 0,08 |
Bij elke schotbeurt worden 3 pijlen op het doel afgevuurd en de scores opgeteld.
Bereken de verwachting en de standaarddeviatie voor elke schotbeurt.
Elke afgeschoten pijl beweegt onafhankelijk van de andere twee, dus bij elke schotbeurt hoort de stochast S = X + X + X = 3X.
De verwachting per schotbeurt is daarom
E(3X) = E(X + X + X) = E(X) + E(X) + E(X) = 3 · E(X).
De standaarddeviatie per schotbeurt is
σ(3X) = .
Dit betekent (zie ook voorbeeld 1) dat voor elke schotbeurt geldt:
E(3X) = 3 · 6,22 = 18,66 en σ(3X) = ≈ 4,43 punten.
‡
Iemand gooit met 20 geldstukken. Hoeveel maal "kop" verwacht je en hoe groot is de standaardafwijking van de kansverdeling van het aantal keren "kop"?
Per geldstuk is het aantal keren "kop" 0 of 1. Daarbij hoort deze kansverdeling:
x | 0 | 1 |
P(X = x) | 0,5 | 0,5 |
En daarbij hoort: E(X) = 0,5 en σ(X) = 0,5.
De 20 geldstukken stuiteren onafhankelijk van elkaar over tafel.
Je verwacht dus E(20X) = 20 · 0,5 = 10 geldstukken
en een standaarddeviatie van σ(20X) ≈ ≈ 2,24 geldstukken.
‡
xi | 0 | 1 | yj | 5 | 10 | 15 | |
P(X = xi) | 0,15 | 0,85 | P(Y = yj) | 0,25 | 0,40 | 0,35 |
2e toets | |||
1e toets | 5 | 6 | 7 |
4 | 10 | 5 | 0 |
5 | 11 | 5 | 2 |
6 | 8 | 14 | 7 |
7 | 3 | 13 | 12 |
8 | 0 | 4 | 6 |