Vectorvoorstelling van een lijn
Inleiding
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-d > Meetkunde > Vectormeetkunde > Vectorvoorstelling van een lijn > Inleiding
Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Uitleg
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-d > Meetkunde > Vectormeetkunde > Vectorvoorstelling van een lijn > Uitleg
Lees eerst de Uitleg goed door.
- Bekijk de Uitleg.
- Geef de coördinaten van de punten van de getekende lijn waarvoor `t = 4`, `t = -2`, `t = 0` en `t = 1,5`. Gebruik eventueel de applet.
- Welke waarde heeft `t` in het punt `(22,13)`?
-
Gegeven is de lijn `l` door de punten `(-3,5)` en `(7,0)`.
Punt `P` beweegt over lijn `l`. Op `t = 0` zit `P` in `(-3,5)` en op `t = 5` zit `P` in `(7,0)`.
- Teken `l` in een cartesisch assenstelsel.
- Geef een richtingsvector van deze lijn.
- Welke vectorvoorstelling past bij de beschreven situatie?
Een ander punt `Q` beweegt ook over lijn `l`. Op `t = 0` zit dit punt in `(-1,4)` en op `t = 5` zit `Q` in `(4;1,5)`.
- Bewegen beide punten even snel?
- Op welk tijdstip vallen beide punten samen?
-
Gegeven is de lijn `l` door de vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((0),(4)) + t ((3),(-1))`.
- Wat is de richtingsvector van deze lijn?
- Teken l in een cartesisch assenstelsel.
- Waarom is `((x),(y)) = ((3),(3)) + p ((6),(-2))` ook een goede vectorvoorstelling voor deze lijn?
- Je weet dat elke rechte lijn kan worden beschreven door een vergelijking. Welke vergelijking hoort bij deze rechte lijn?
- Hoe kun je de richtingscoëfficiënt van de lijn uit de richtingsvector afleiden?
-
Bekijk de Uitleg nog eens.
- Leg uit hoe je de vergelijking van de lijn maakt.
- Controleer dat de punten die horen bij `t = 0`, `t = 1`, `t = 2,5` en `t = -2` ook inderdaad aan de vergelijking van de lijn voldoen.
- Laat zien dat `A(2t,2 + t)` voor elke `t` aan de vergelijking voldoet.
-
Gegeven is de lijn `m` door de vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((1),(4)) + t ((-2),(5))`.
- Stel bij deze lijn een vergelijking op.
- Stel bij deze lijn een andere vectorvoorstelling op en laat zien dat ook uit deze vectorvoorstelling dezelfde vergelijking voor de lijn volgt.
Theorie
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-d > Meetkunde > Vectormeetkunde > Vectorvoorstelling van een lijn > Theorie
Bestudeer eerst de Theorie. In de opgaven wordt je naar de Voorbeelden verwezen.
Opgaven
- Bekijk Voorbeeld 1. Stel een vectorvoorstelling op van de lijn door `P(-3,0)` en `Q(2,5)`.
-
Gegeven is de lijn `l` door `A(-2,5)` en `B(1,-1)`.
- Stel een vectorvoorstelling van `l` op.
- Bereken de richtingscoëfficiënt van `l`.
- Stel een vergelijking op van `l`.
-
Gegeven is de lijn `l` met vergelijking `4x + 3y = 6`.
- Bepaal twee punten op deze lijn en stel met behulp daarvan een bijpassende vectorvoorstelling op.
- Bepaal vanuit de gegeven vergelijking de richtingscoëfficiënt en laat zien dat die past bij de in a) gevonden richtingsvector.
-
Teken de lijn `l` met vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((-2),(3)) + t ((2),(1))` en de lijn `m` door `(0,6)` die loodrecht staat op `l`.
Welke richtingsvector heeft `m`? Stel een bijpassende vectorvoorstelling voor `m` op.
-
Bekijk Voorbeeld 2.
- Los zelf het stelsel vergelijkingen op.
- Wat doe je met de gevonden waarden van `p` en `q` om het snijpunt te vinden?
-
Bereken de snijpunten van de lijnen `l` en `m` als:
- `l`: `((x),(y)) = ((-1),(5)) + p ((2),(-3))` en `m`: `((x),(y)) = ((0),(-2)) + q ((3),(1))`
- `l`: `2x + y = 6` en `m`: `((x),(y)) = ((4),(1)) + q ((-1),(4))`
- `l`: `((x),(y)) = ((-1),(5)) + p ((2),(-3))` en `m` is de `x`-as
-
Schrijf de berekening in Voorbeeld 3 zelf uitgebreid uit.
-
Bereken de snijpunten van de lijn `l` met vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((2),(7)) + p ((10),(3))` en de cirkel `c` met middelpunt `M(12,10)` door `P(9,6)`.
-
Lijn `l` gaat door `A(-12,17)` en `B(5,0)` en lijn `m` gaat door `C(-3,5)` en `D(9,11)`.
- Bereken het snijpunt van `l` en `m` door vectorvoorstellingen van beide lijnen te gebruiken.
- Bereken het snijpunt van `l` en `m` door vergelijkingen van beide lijnen te gebruiken.
- Bereken het snijpunt van `l` en `m` door van `l` een vergelijking en van `m` een vectorvoorstelling te gebruiken.
Verwerken
-
Maak bij de volgende lijnen een passende vectorvoorstelling:
- de lijn `l` door `P(-20,45)` en `Q(30,15)`
- de lijn `m` met vergelijking `2x - 5y = 10`
- de lijn `n` door `P(-20,45)` en loodrecht op `m`
- de `x`-as
- de lijn `p` met vergelijking `x = 2`
-
Bereken de snijpunten van
- de lijn `l` door `P(-20,45)` en `Q(30,15)` en de lijn `m`: `2x - 5y = 10`
- de lijn `n` die bestaat uit alle punten `A(4 - 2t,3t)` en de lijn `m`
- de lijn `n` en de `x`-as
- de lijn `l` en de cirkel `c` met als middelpunt het midden van `PQ` en straal `5sqrt(13)`
-
De punten `O(0,0)`, `A(8,2)` en `B(4,10)` zijn de hoekpunten van `Delta OAB`.
- Stel een vectorvoorstelling op van de zwaartelijn door `O`.
- Stel een vectorvoorstelling op van de middelloodlijn van `OA`.
- Bereken het snijpunt van deze twee lijnen.
- Toon aan dat de zwaartelijnen in deze driehoek door één punt gaan.
Raaklijn aan een cirkel (1)
Gegeven is de cirkel `c`: `x^2 + y^2 = 13` met daarop het punt `P(2,3)`.
De raaklijn in `P` aan deze cirkel staat loodrecht op de staal `OP`.
- Welke vector hoort bij deze straal?
- De richtingsvector van de lijn staat loodrecht op die vector. Welke richtingsvector heeft de raaklijn in `P` dus?
- Stel een vectorvoorstelling van de raaklijn in `P` aan `c` op.
Raaklijn aan een cirkel (2)
Gegeven zijn de lijn `l_p` met vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((0),(3)) + t ((1),(p))` en de cirkel `c` met vergelijking `x^2 + y^2 = 8`.
De lijn `l_p` raakt cirkel `c`. Bereken de mogelijke waarden van `p`.
Botsing?
Twee punten `A` en `B` bewegen in een cartesisch assenstelsel volgens een rechte lijn.
Op `t = 0` zit punt `A` in `(0,4)` en punt `B` in `(6,0)`.
Op `t = 5` zit punt `A` in `(10,6)` en punt `B` in `(11,4)`.
- Bereken het snijpunt `S` van de banen die deze punten doorlopen.
- Botsen deze punten in `S`?
Testen
-
Maak bij de volgende lijnen een passende vectorvoorstelling:
- de lijn `l` door `P(10,-25)` en `Q(40,15)`
- de lijn `m` door `P(-5,3)` en loodrecht op `n`: `2x + 3y = 5`
- de lijn `p` met vergelijking `y = -2`
-
Bereken de snijpunten van
- de lijn `l` door `P(10,-25)` en `Q(40,15)` en de lijn `n`: `2x + 3y = 5`
- de lijn `n` en de lijn `k` met vectorvoorstelling `((x),(y)) = ((-1),(3)) + t ((2),(5))`
- de lijn `k` en de cirkel `c` met als middelpunt `M(0,3)` en straal `sqrt(13)`
-
Het punt `P(3,3)` ligt op de cirkel `c`: `(x - 1)^2 + (y - 2)^2 = 5`.
Ga dit na en stel een vergelijking op van de raaklijn in `P` aan die cirkel `c`.