Totaalbeeld

Antwoorden bij de opgaven

    1. `M_1(6, 0)` en `r_1=sqrt(26)`
    2. (1, 1) en (5, 5)
    3. `sqrt(26)-sqrt(8)`
    4. ongeveer 29.7°
    5. `3x+y=4` en `-x+3y=12`
    6. `Q(32,0)`
    7. `9/13 sqrt(26)`
    1. `x^2+y^2=r^2`
    2. `1.2 sqrt(5)`
    3. `Delta OAB` is gelijkvormig met `Delta COA`
    4. -
    5. `1.2 sqrt(5)`
  1. Twee mogelijkheden: `(x+1)^2+y^2=20` of `(x+9)^2+y^2=20`. Hint: Begin met `M(a, 0)` en stel daarmee de vergelijking van de cirkel door `P` op. Daarop moeten `(a-2, 4)` en `(a+2, 4)` liggen...
    1. -
    2. `x^2+(y-m)^2=144`
    3. `y=1.5x` en `y=-1.5x`
    4. Lijn door `M` en loodrecht `y=1.5x` snijden met `y=1.5x` geeft een raakpunt `(6/13 m, 9/13 m)`. Dit invullen in antwoord bij b). `m=156/sqrt(117)~~14.42`. De bol komt tot 3.58 `cm` onder de rand van de kegel.
    5. Met gelijkvormigheid
    1. -
    2. -
    1. `R(1 1/2 ,1/2 sqrt(3)`
    2. Neem bijvoorbeeld `a=0.2`
    3. -
    4. Nee, nu is `|MP|` altijd 2 keer zo groot als de straal van de cirkel.
  2. `r=1/4 asqrt(3)`
    1. `y~~0.62x`
    2. -
    1. -
    2. `d(M, AB)=p` en `d(M, BC)=sqrt(0.2p^2+1.6p+3.2)`
    3. `p=1 + sqrt(5)`