Totaalbeeld
Antwoorden bij de opgaven
-
-
Hier zie je vooraanzicht en zijaanzicht. Het bovenaanzicht staat bij c.
-
De hoogte van zo'n trapezium is `sqrt(3^2 + 2^2) = sqrt(13)`.
De zijden zijn `10`, `6` en `sqrt(17)` dm.
De hoeken zijn `61^o` en `119^o`.
-
In het bovenaanzicht zie je meteen dat de vier schuine opstaande ribben van het middelste deel niet in één punt samenkomen.
-
Er zijn veel goede uitslagen mogelijk. Let vooral op de correcte afmetingen van de trapezia.
Bij twijfel laten controleren!
-
De afgesneden kegel heeft een hoogte `h` waarvoor geldt: `(64)/(46) h = h + 90`, zodat `h = 230` mm.
De uitslag van dit koffiebekertje is daarom een sector uit een cirkel met een straal van `sqrt(310^2 + 32^2)` min een sector uit een cirkel met een straal van `sqrt(230^2 + 23^2)` met hetzelfde middelpunt. De sectorhoek is `32/sqrt(310^2 + 32^2) * 360^o ~~ 37^o`. En natuurlijk moet je de bodem (een cirkel met een straal van 23 mm) niet vergeten.
-
-
De zijden hebben een lengte van `sqrt(3^2 + 3^2) = sqrt(18)`, net als de kortste diagonaal.
Elke ruit bestaat dus uit twee gelijkzijdige driehoeken.
De hoeken zijn daarom `60^o` en `120^o`.
-
Zie de figuur hiernaast.
-
-

-
`FGTK` is een vierhoek met `/_GFK = 90^o`, `FG = 6`, `FK = sqrt(8)`, `FK = sqrt(12)` en `GT = sqrt(48)` m.
`/_FGT ~~ 55^o`, `/_FKT ~~ 145^o` en `/_KTG ~~ 70^o`.
-
Omdat voorvlak en achtervlak van de schuur evenwijdig zijn, ligt ook `CD` in vlak `CLK`.
Teken het snijpunt `P` van `LK` en `BF` en trek `PC`. Deze lijn snijdt `FG` in `Q`.
Teken het snijpunt `R` van `KL` en `AE` en trek `RD`. Deze lijn snijdt `EH` in `S`.
`KQCDSL` is de gevraagde doorsnede.
-
-
Omdat `AS = BS = CS = DS = ES = FS = 4` cm, moet `AT > 4` cm om een piramide te krijgen.
-
`AT = sqrt(6^2 + 4^2) = sqrt(52)` cm.
-
De doorsnede door `M` wordt een gelijkbenige driehoek met een basis van `4 sqrt(3)` en een hoogte van 3 cm.
De doorsnede door `N` is eenzelfde driehoek.
De doorsnede door `S` wordt een gelijkbenige driehoek met een basis van `4 sqrt(3)` en hoogte `ST = 6` cm.
-
Dit is een echt pittige opgave, beschouw hem als een uitdaging!
-
-
Tetraëder: `h = 1/3 r sqrt(6)`.
Kubus: `h = r`.
Octaëder: `h = r sqrt(2)`.
-
Alle grensvlakken zijn regelmatige veelhoeken. De hoeken daarvan zijn `60^o` (bij driehoeken), `90^o` (bij vierhoeken), `108^o` (bij vijhoeken), `120^o` (bij zeshoeken), etc. De hoeken om elk hoekpunt van de figuur moeten samen kleiner zijn dan `360^o`, anders krijg je geen ruimtelijke figuur. Verder komen er in zo'n hoekpunt altijd 3 of meer vlakken bij elkaar.
Het aantal mogelijkheden is dus beperkt:
-
Komen er drie (gelijkzijdige) driehoeken in elk hoekpunt bij elkaar, krijg je een tetraëder (regelmatig viervlak).
-
Komen er vier (gelijkzijdige) driehoeken in elk hoekpunt bij elkaar, krijg je een octaëder (regelmatig achtvlak).
-
Komen er vijf (gelijkzijdige) driehoeken in elk hoekpunt bij elkaar, krijg je een icosaëder (regelmatig twintigvlak).
-
Komen er drie vierkanten in elk hoekpunt bij elkaar, krijg je een kubus.
-
Komen er drie regelmatige vijfhoeken in elk hoekpunt bij elkaar, krijg je een dodecaëder (regelmatig twaalfvlak).
Alle andere mogelijkheden leveren `360^o` of meer op voor de hoeken rond elk hoekpunt...
-
Zie www.ics.uci.edu/~eppstein/junkyard/euler/ voor 19 bewijzen van de formule van Euler (Engelstalig).
-
-
Het bovenaanzicht wordt een vierkant met zijden van 40 mm en de twee diagonalen er in.
Bij elk hoekpunt en het snijpunt van de diagonalen komen twee letters: `P` en `Q` bij het snijpunt van de diagonalen en verder bij elk hoekpunt de letters van de punten die recht boven elkaar liggen.
-
`P` ligt `46 – 13 = 33` cm boven het midden van het grondvlak. De lengte van `AP` is `sqrt(20^2 + 20^2 + 33^2)`.
De lengte van `AF` is `sqrt(40^2+ 46^2)`.
De gevraagde lengte is `8 * sqrt(1889) + 8 * sqrt(3716) ~~ 835` cm.
-
De lengte van `PQ` is `46 – 2 * 13 = 20`.
`QS : SG = PQ : CG = 20 : 46` (of `QS : SG = QM : MN = 10 : 23`, waarbij `M` en `N` de middens zijn van respectievelijk `PQ` en `EG`). `QS = 20/66 * sqrt(1889)` geeft 132 mm (of 13,2 cm).
-
-
De oppervlakte van de hele kubus is `6 * 100^2 = 60000` cm2.
De oppervlakte van (bijvoorbeeld) `Delta HPQ` is `1/2 * 20^2 = 200` cm2.
De gevraagde oppervlakte is `60000 – 3 * 200 = 59400` cm2.
-
-
`BH = 100 sqrt(3)` en de hoogte van viervlak `H.PQR` is `HZ` (met `Z` zwaartepunt van driehoek `PQR`).
De zwaartelijnen van `Delta PQR` zijn `10 sqrt(6)` en `PZ = 20/3 sqrt(6)`.
`HZ^2 = 20^2 – (20/3 * sqrt(6))^2`, dus `HZ = 20/3 * sqrt(3)`.
De hoogte van `B` boven de sokkel is `100 sqrt(3) – 20/3 sqrt(3) ~~ 161,66`.
`161,66 + 20` is minder dan 185 (cm).
-
Je krijgt drie gelijkbenige rechthoekige driehoeken met rechthoekszijden van 5 cm.
-
De afstand van `K` tot de muur is gelijk aan `3 * AL`.
`AL = 12,5 sqrt(2) ~~ 17,68`.
De gevraagde afstand is 53 cm.
-
De grijze (rechthoekige) driehoeken hebben een hoek van `60^o` bij de hoekpunten `S`, `T` en `U`.
De rechthoekszijde van een gearceerde driehoek die bij een hoekpunt ligt, is `25/(tan(60^o))`.
De schuine zijde van een gearceerde driehoek is `25/(sin(60^o))`.
`ST = 25 + 25/(sin(60^o)) + 25/(tan(60^o)) ~~ 68` cm.