Exponentiële groei
Inleiding
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-a > Exponentiële verbanden > Exponentiële groei > Inleiding
Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Uitleg
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-a > Exponentiële verbanden > Exponentiële groei > Uitleg
Opgaven
-
Bekijk het verhaal van de bacteriegroei in de Uitleg.
-
Wat versta je onder de 'groeifactor' per uur van het aantal bacteriën?
-
Hoeveel procent bacteriën komt er elk uur bij?
-
Hoeveel bacteriën heb je na 12 uur? En hoeveel heb je er een uur later?
-
Hoeveel bacteriën heb je 3 uur later dan 12 uur na `t=0`?
-
De formule voor de bacteriegroei in de Uitleg is `B = 600 * 2^t`
-
Breng deze formule in beeld op je grafische rekenmachine. Zorg er voor dat er minstens 24 uur bacteriegroei in beeld komt.
-
Hoeveel bacteriën zijn er na 20 uur?
-
Op welk tijdstip zijn er meer dan 60000 bacteriën?
-
Op welk tijdstip is het aantal bacteriën dan weer verdubbeld (dus 120000 geworden)? Leg uit hoe je dat hebt berekend.
Theorie
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-a > Exponentiële verbanden > Exponentiële groei > Theorie
Bestudeer eerst de Theorie. In de opgaven wordt je naar de Voorbeelden verwezen.
Opgaven
-
In Voorbeeld 1 zie je hoe het aantal inwoners van D exponentieel groeit.
Het aantal inwoners van A groeit volgens de formule `N = 110000 * 1,013^t` met `t` in jaren vanaf 2000.
-
Waaraan zie je dat A een grotere stad is dan D?
-
Waaraan zie je dat het aantal mensen in A langzamer groeit dan D?
-
Met welke groeifactor neemt het aantal mensen in A jaarlijks toe? Wat is het jaarlijkse groeipercentage?
-
Maak nu de grafieken van de groeiformules van de steden D en A in één figuur op je grafische rekenmachine. Zorg er voor dat het snijpunt van beide grafieken in beeld komt.
-
Bepaal met je grafische rekenmachine het jaar waarin D groter wordt dan A als hun groei precies zo zal doorgaan. Hoeveel inwoners heeft D aan het einde van dat jaar?
-
Bekijk de tabel in Voorbeeld 2, waarbij sprake is van exponentiële afname.
-
Controleer dat de groeifactor per jaar inderdaad telkens ongeveer 0,97 is.
-
Welke formule vind je voor het aantal abonnementen `A(t)` als je `t=0` neemt in 2007?
-
Laat zien dat de krant in 2022 inderdaad in de problemen raakt.
-
Iemand zet op 1-1-2000 op een bankrekening € 800,- tegen 6% rente. De rente wordt jaarlijks op de bankrekening bijgeschreven. Er wordt verder geen geld op de bankrekening gestort of geld van de bankrekening gehaald.
Bekijk eventueel Voorbeeld 3.
-
Wat is de groeifactor per jaar van het tegoed op de bankrekening?
-
Hoeveel staat er op de bankrekening op 1-1-2005? Laat zien hoe je dat berekent.
-
Welke formule geldt voor het spaartegoed `S(t)`, waarin `t` de tijd in jaren na 1-1-2000 is?
-
Bereken het tegoed op 1-1-2020.
-
Neem de tabel over en vul in:
procentuele toename per jaar |
13 |
–6 |
0,3 |
|
|
|
|
groeifactor per jaar |
|
|
|
1,15 |
0,98 |
3,95 |
0,01 |
-
Van twee vogelsoorten die alleen op één bepaald eiland voorkomen neemt het
aantal de laatste jaren af. Tellingen leverden dit resultaat op:
jaartal | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
aantal vogels soort A | 5200 | 4888 | 4594 | 4319 | 4060 |
aantal vogels soort B | 6400 | 6205 | 5998 | 5801 | 5598 |
- Leg uit dat het aantal vogels van soort A exponentieel afneemt. Hoeveel bedraagt de groeifactor per jaar?
- Hoeveel vogels van soort A zullen er in 2011 zijn als de afname zo door gaat?
- Het aantal vogels van soort B neemt ongeveer lineair af. Laat dat zien.
- In welk jaar zullen er van beide soorten vogels op zeker moment evenveel zijn als de groei zo door gaat?
Verwerken
-
De oppervlakte die door een snelgroeiende waterplant wordt bedekt neemt elke dag met 50% toe.
-
Met welk getal moet je de oppervlakte vermenigvuldigen als je de oppervlakte wilt weten die de waterplant morgen zal bedekken?
-
Neemt de oppervlakte van de waterplant in twee dagen met 100%toe? Of met een ander percentage? Leg uit.
-
Is hier sprake van exponentiële groei? Leg uit.
-
Iemand koopt aandelen ter waarde van 4000 euro. De aandelen nemen gedurende de eerste vier jaar elk jaar 11% in waarde toe.
-
Bereken de waarde van de aandelen na één jaar en na twee jaar.
-
Hoeveel bedraagt de groeifactor van de waarde van de aandelen?
-
Hoe kun je met behulp van de waarde na twee jaar de waarde na drie jaar berekenen?
-
De waarde na vier jaar is € 6072,28. Hoe kun je hieruit met behulp van de groeifactor de waarde na drie jaar berekenen?
-
In het zesde jaar stijgt de waarde van de aandelen van € 6740,23 naar € 7279,45. Met hoeveel procent is de waarde van de aandelen in het zesde jaar toegenomen? Wat is nu de groeifactor?
-
In het jaar 2000 zijn er in een natuurgebied 5000 herten. Uit tellingen is gebleken
dat dit aantal met 4% per jaar daalt.
-
Stel een formule op voor de 'groei' van het aantal herten vanaf het jaar 2000.
-
Bereken het aantal herten in het jaar 2010.
-
In welk jaar is het aantal herten voor het eerst gehalveerd?
-
Een kapitaal van € 10000,- wordt gedurende 10 jaar belegd in aandelen.
In de tabel zie je de groei van het kapitaal in de eerste 6 jaar.
tijd in jaren |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
kapitaal in euro |
10415 |
10850 |
11295 |
11760 |
12250 |
12750 |
13280 |
Onder rendement wordt hier verstaan de procentuele toename van het belegde kapitaal per jaar.
-
Maak duidelijk dat het kapitaal in de eerste 6 jaar bij benadering exponentieel toeneemt.
-
Bereken voor deze periode het rendement (per jaar).
-
Maak een tabel van een kapitaal van € 10000,- dat 10 jaar wordt belegd bij een rendement van 8% per jaar.
-
Na hoeveel jaar is dit kapitaal verdubbeld?
-
Iemand belegt een kapitaal van € 10000,- gedurende 10 jaar.
Stel dat hij de eerste 5 jaar een rendement van 14% per jaar behaalt en de daarop volgende 5 jaar 4% per jaar.
Bereken het kapitaal `K` na 5 jaar en na 10 jaar.
-
Laat met een berekening zien of het de belegger meer oplevert in vergelijking met de vorige situatie als het rendement de eerste 5 jaar 4% is en de volgende 5 jaar 14%.
-
Twee scholen hebben te maken met teruglopende leerlingenaantallen:
jaar (teldatum 1 sep.) | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |
aantal leerlingen school 1 | 1050 | 998 | 948 | 900 | 855 |
aantal leerlingen school 2 | 1050 | 1005 | 960 | 915 | 870 |
- Bij één van beide scholen neemt het leerlingenaantal jaarlijks met een vast percentage af. Bij welke school is dat en met welk percentage?
- Hoe verloopt de afname van het leerlingenaantal van de andere school?
- School 2 lijkt uiteindelijk meer leerlingen over te houden dan school 1. Is dat ook zo? Licht je antwoord toe.
- In deze situatie heeft het geen zin om naar kleinere tijdseenheden dan een jaar te kijken. Waarom niet?
Testen
-
In de tabel hieronder zie je de grootte van een spaartegoed op 1 januari in een aantal opeenvolgende jaren.
jaar | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 |
tegoed in € | 1000,00 | 1040,00 | 1081,60 | 1124,86 | 1169,86 | 1216,65 |
-
Bereken het verschil tussen de bedragen in 2005 en 2006. Hoe zou de tabel eruit zien als de groei na 2006 zich lineair zou voortzetten?
-
Je kunt uit a concluderen dat de groei van het spaartegoed niet lineair is. Ga na dat het tegoed exponentieel groeit.
-
Hoeveel bedraagt de groeifactor? En het groeipercentage?
-
Hoe groot zal het tegoed zijn op 1 januari 2020?
-
Iemand betaalt op 1 januari 2002 een huur van € 300,- (per maand). Er wordt een jaarlijkse huurverhoging verwacht van 5,5%.
-
Is hier sprake van exponentiële groei?
-
Bereken de huur op 1 januari 2003 en op 1 januari 2004.
-
Met hoeveel procent stijgt de huur per twee jaar toe?
-
Iemand koopt voor € 5000,- aandelen. In de volgende jaren blijkt dat de
aandelen elk jaar 12% in waarde dalen.
-
Stel een formule op voor de waarde van de aandelen `W(t)`, waarin `t` de tijd in jaren sinds de aankoop van de aandelen is.
-
Na hoeveel jaar is de waarde van de aandelen minder dan € 1000,= geworden?