Totaalbeeld
Samenvatten
Je hebt nu alle theorie van "Lineaire verbanden" doorgewerkt. Er moet een totaalbeeld van deze leerstof ontstaan...
Ga na, of je al de bij dit onderwerp horende begrippen kent en weet wat je er mee kunt doen. Ga ook na of je de activiteiten die staan genoemd kunt uitvoeren. Maak een eigen samenvatting!
Begrippenlijst:
31: recht evenredig — evenredigheidsconstante — hellingsgetal
32: lineaire functie — hellingsgetal = richtingscoëfficiënt
33: lineair model
34: lineaire vergelijking — lineaire ongelijkheid
Activiteitenlijst:
31: een recht evenredig verband tussen twee variabelen herkennen
32: een lineaire functie herkennen — hellingsgetal en begingetal gebruik om de grafiek te tekenen — een lineasire functie opstellen vanuit een begingetal en een hellingsgetal
33: een lineaire functie opstellen vanuit twee gegeven punten
34: lineaire vergelijkingen en ongelijkheden systematisch oplossen
Achtergronden
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-a > Lineaire verbanden > Totaalbeeld > Achtergronden
Testen
-
Twee hardlopers lopen 1000 m in een vrijwel constant tempo. Ton loopt met een
snelheid van 15 km/h, Henk met een snelheid van 12 km/h. Henk begint 2 minuten
eerder aan de 1000 m dan Ton.
-
Hoe groot zijn hun snelheden in meter per minuut?
-
Hoeveel m ligt Henk op Ton voor als Ton aan zijn 1000 m begint?
-
Voor Ton geldt de formule `a = 250t`, waarin `t` de tijd en `a` de afgelegde afstand (vanaf de start van de 1000 m) is.
Welke eenheden zijn er gebruikt? Is voor Ton `a` recht evenredig met `t`?
-
Welke formule met dezelfde variabelen geldt dan voor Henk? Is voor Henk `a` recht evenredig met `t`?
-
Breng beide grafieken in beeld. Wie is het eerst aan het einde van de 1000 m gekomen en hoeveel lag hij toen op de ander voor?
-
De huurprijs van een kopieerapparaat bestaat uit € 225,= per maand en € 0,06 per gemaakte kopie.
-
Geef een formule voor de huurprijs `h` in euro per maand, afhankelijk van het aantal gemaakte kopieën `n`.
-
Hoeveel kopieën zijn er gemaakt als de huur € 378,97 bedraagt?
Een andere firma biedt een gelijkwaardig kopieerapparaat aan tegen de huurprijs
van € 0,10 per gemaakte kopie, zonder daarbij een vast bedrag per maand te
rekenen.
-
Bij welk aantal gemaakte kopieën is deze tweede aanbieding voordeliger?
-
Los de volgende lineaire vergelijkingen en ongelijkheden algebraïsch op.
-
`1/6 x + 5 = 1 1/2 - 1/3 x`
-
`40 + 0,16a <= 36 + 0,18a`
-
`(3x - 5)/4 + 2 > 1/8 x + 1 1/2`
-
`25(x - 10) = 110 - 20x`
-
Iemand hangt verschillende gewichtjes aan een veer en meet de uitrekking. Ze
vindt de volgende meetwaarden. `m` is de massa van de gewichten in gram,
`u` is de uitrekking van de veer in cm.
m | 10 | 20 | 30 | 40 | 50 | 60 | 70 | 80 |
u | 4,8 | 10,3 | 15,1 | 19,7 | 25,0 | 29,8 | 35,2 | 40,1 |
-
Zet de punten in een assenstelsel.Waaromis er sprake van een lineair verband (bij benadering)?
-
Geef een formule die `u` uitdrukt in `m`.
-
Als er 50 gram aan de veer hangt is de totale lengte `l` van de veer 35 cm. Geef een formule die `l` uitdrukt in `m`.
Een tweede veer is zonder gewicht eraan 8 cm lang en met 10 gram eraan 15,5 cm lang.
-
Geef een formule die de lengte van deze tweede veer uitdrukt in `m`.
-
Er is een massa die ervoor zorgt dat de totale lengte van beide veren gelijk is. Bereken deze massa.
-
Een zwembad vraagt € 3,= toegang. Met een abonnement is de toegang € 1,25.
Een abonnement kost € 17,50.
Bereken algebraïsch vanaf welk aantal bezoeken het voordeliger is om een abonnement te
kopen.
-
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw bestonden er verschillende tarieven voor
het gebruik van aardgas. (Voor het gemak zijn de bedragen omgerekend in euro). In een
zekere plaats gold:
- bij een jaarverbruik tot 600 m3: vastrecht € 21,= per jaar en daar bovenop € 0,13
per verbruikte m3;
- bij een jaarverbruik vanaf 600 m3: vastrecht € 48,= per jaar en daar bovenop € 0,08
per verbruikte m3.
-
Teken een grafiek van de jaarlijkse kosten `K` voor een gasverbruik a lopend van 0 tot 1200 m3.
-
De grafiek van a valt in twee delen uiteen.
Voor elk van die delen zijn de jaarlijkse kosten een lineaire functie van `a`, het aantal verbruikte m3.
Geef van elk van die lineaire functies een formule.
-
Een tuinder die aan de meterstand zag dat hij op een jaarverbruik van ongeveer 590 m3 uit zou komen, ging gas afbranden. Wat wordt daarmee bedoeld? Waarom deed hij dat?
-
Vanaf welk jaarverbruik leverde toen het gas afbranden een besparing op?
-
Welke maatregelen kon het gasbedrijf treffen om gas afbranden te voorkomen?
Toepassen
Afgelegde weg, snelheid en versnelling
Bij een eenparige beweging is de snelheid constant. Bij een eenparig versnelde beweging is de versnelling constant. Lees meer in:
www.math4all.nl > MAThADORE-basic HAVO/VWO > 4/5 HAVO wi-a > Lineaire verbanden > Totaalbeeld > Toepassingen
In Nederland geldt op sommige plaatsen een maximumsnelheid van 100 km/uur. Een automobilist rijdt omdat er verder vrijwel geen verkeer op de weg is toch 140 km/uur op zo'n weggedeelte. Een verdekt opgestelde motoragent ziet hem voorbij schieten en zet de achtervolging in. Neem `t=0` op het moment dat de motor op topsnelheid is. Dit is 16 seconden nadat de auto de motoragent passeert; de motor heeft dan 300 m afgelegd. Neem ook aan dat de auto met een constante snelheid rijdt en de motor een constante topsnelheid van 200 km/h heeft.
-
Hoeveel m voorsprong heeft de auto op het moment dat de motor op topsnelheid is?
-
Stel een formule op voor de afgelegde weg `a(t)` van de auto. Kies geschikte eenheden.
-
Stel een formule op voor de afgelegde weg `m(t)` van de motor op topsnelheid.
-
Hoeveel seconden nadat hij op topsnelheid rijdt heeft de motor de auto ingehaald?
Cijfers vaststellen
Bij het bepalen van het cijfer van een toets wordt uitgegaan van een lineair verband tussen de score `s` en het cijfer `c`.
Neem aan dat de maximale score 80 punten is. Bij een score van 80 punten hoort als cijfer een 10, bij een score van 0 punten hoort als cijfer een 1. De omslagscore is de score waarbij het cijfer 5,5 (dus net voldoende) is.
-
Met welke formule kun je de score omzetten naar een cijfer?
-
Hoeveel bedraagt de omslagscore?
Als een toets zeer slecht wordt gemaakt, dan kun je als docent de cijfers wat ophogen door de omslagscore te veranderen. Bijvoorbeeld verlaag je de omslagscore met 5 punten. Nog steeds levert een score van 0 punten een 1 en een score van 80 punten een 10 op. De grafiek van `c` als functie van `s` bestaat dan uit twee lineaire gedeelten.
-
Welke twee formules heb je nu nodig om het cijfer te berekenen?
-
Welk cijfer krijgt iemand die zonder ophogen een 6 zou krijgen?
Is een toets daarentegen erg gemakkelijk, dan kan de docent de cijfers naar beneden bijstellen door de omslagscore te verhogen. Stel dat een docent met zichzelf afspreekt dat hij achteraf de omslagscore met maximaal 5 punten zal verlagen of verhogen, afhankelijk van de resultaten van de toets.
-
Je zou zonder bijstelling een 5,8 halen. Welk cijfer kan dit maximaal nog worden? En minimaal?
Examenopgaven
Schofthoogte
Oudheidkundigen proberen informatie te krijgen over de voedselsituatie van
vroegere bewoners van een nederzetting. Uit botjes in afvalputten blijkt welke
dieren men vroeger at en soms ook hoeveel. Niet bekend is hoeveel voedsel een
rund uit die tijd opleverde, maar daarover zou de grootte van het dier informatie
kunnen geven.
Als maat voor de grootte neemt men de schofthoogte. Meestal ontbreken er
botten die nodig zijn om de schofthoogte te bepalen. Vaak treft men wel een
middenvoetsbeentje (metacarpus) aan. Men heeft voor twee runderrassen, A
en B, kunnen vaststellen dat er tussen de metacarpus en de schofthoogte een
verband bestaat. Dat verband verschilt per ras. Onderstaande grafiek geeft het
verband tussen de schofthoogte (`s`) en de lengte van de metacarpus (`m`) voor ras
A.

-
Stel een formule op, die bij deze grafiek past.
Voor ras B geldt de formule: `s = 5m + 16` (`5 <= m <= 25`).
-
Teken in de figuur de grafiek bij deze formule.
-
Bereken in millimeters nauwkeurig bij welke waarde van `m` de schofthoogten van beide rassen gelijk zijn.
In theorie zou bij opgegeven waarden van `m` en `s` van een dier vastgesteld kunnen
worden of het een dier van ras A of van ras B betreft, met uitzondering van de
situatie zoals bedoeld in c.
In werkelijkheid is het verband tussen de lengte van de metacarpus en de schofthoogte
niet zo precies als de formules aangeven.We nemen aan dat bij elke lengte
van de metacarpus de schofthoogte kan variëren van 2 cm onder de aangegeven
waarde tot 2 cm erboven.
-
Bepaal met behulp van de grafieken bij welke lengten van de metacarpus er problemen kunnen optreden bij het vaststellen van het ras.
Uit de schofthoogte kan bij benadering het levend gewicht van een rund worden
afgeleid. Er blijkt een verband te bestaan dat nagenoeg lineair is. Gegevens over
dit verband staan in onderstaande tabel.
schofthoogte (cm) | levend gewicht ras A (kg) | levend gewicht ras B (kg) |
110 | 400 | 380 |
120 | 470 | 435 |
De lengte van een gevonden metacarpus is 21 cm. Het botje kan van een rund
van ras A of van ras B zijn.
-
Bereken voor beide mogelijkheden het levend gewicht.
(bron: examen wiskunde A havo 1990, eerste tijdvak)
Veldkrekels
Onderstaande tekst is ontleend aan het Brabants Dagblad van 28 mei 1997.
De veldkrekel is een toonkunstenaar. Moeiteloos sjirpt hij een hoge C. Het tempo
van de roepzang is afhankelijk van het weer. Bij fris weer laat de veldkrekel gemiddeld
één sjirp per seconde horen, bij warm weer wel gemiddeld vijf,met alle variaties
daartussen. Sterker, de veldkrekel kan eigenlijk wel als een thermometer gebruikt
worden.
De onderzoeker M. Duijm heeft daar eens een berekening voor uitgedokterd. Het
rekenvoorschrift luidt: neem het gemiddelde aantal sjirpen per vijf seconden, tel er
zeven bij op, en je weet de temperatuur in graden Celsius.
Midas Dekkers evenwel hanteert een rekenvoorschrift waarbij je moet uitgaan van het
gemiddeld aantal sjirpen per minuut. Je trekt er veertig van af, deelt de uitkomst door
zeven en telt er tien bij op.
|
Stel dat een krekel op een zeker moment gemiddeld 2,4 sjirpen per seconde maakt.Als
we met de twee rekenvoorschriften de temperatuur op dat moment berekenen, vinden
we twee heel verschillende uitkomsten.
-
Hoeveel graden verschillen die uitkomsten? Licht je antwoord toe.
-
Stel voor M. Duijm en voor Midas Dekkers de formule op die de temperatuur `t` (in °C) uitdrukt in het gemiddeld aantal sjirpen `n` per seconde.
Voor het verschil dat bij a gevonden is, is een eenvoudige verklaring: niet alle
krekels sjirpen hetzelfde. Het rekenvoorschrift van Duijm geldt voor de veldkrekel,
terwijl Dekkers het heeft over de sneeuwboomkrekel. Bij alle soorten krekels sjirpen
de mannetjes om wijfjes te lokken. De wijfjes herkennen hun eigen soort aan de
sjirpsnelheid, dus aan het aantal sjirpen per seconde.
-
Bij welke temperatuur kan het veldkrekelvrouwtje geen verschil horen tussen een veldkrekelmannetje en een sneeuwboomkrekelmannetje? Licht je antwoord toe door algebraïsch een bijpassende vergelijking op te lossen.
(bron: examen wiskunde A havo 1999, tweede tijdvak, aangepast)