Ongelijkheden

Antwoorden bij de opgaven

    1. -
    2. `25-3,125t=20-2t` geeft `5=1,125t` en dus `t=5//1,125~~4,44`
    3. `0,44... xx 60 = 27`
  1. `30-5t > 25-3,125t` geeft `t=2 2/3`.
    Dus 2 uur en 40 minuten.
    1. `7,25q = 2000 + 5q` geeft `2,25q=2000` en `q=888 8/9`
    2. `q > 888 8/9`
    1. -
    2. `0,052v^3 = 20` geeft `v3 ~~ 384,6154` en dus `v ~~ 7,27` m/s
    3. Je weet zeker dat je ALLE oplossingen hebt, bij grafieken moet je maar afwachten of je het juiste stuk in beeld hebt.
    1. `B = 0,125a`
    2. `G = 1250 + 0,08a`
    3. `1250 + 0,08a <= 0,125a`
    4. `a >= 27.778`
    1. -
    2. `x < -10` of `x > 6`
    1. `x < 1/3`
    2. `x <= -8` of `x >= 8`
    3. `x > 8000`
  2. `x < -9` of `x > 10`
    1. 11,5 ct/km
    2. 3665 euro
    3. `1825 + 0,115a < 4000` geeft `a <= 18913`
    4. `K(a) = 2050 + 0,10a` als `a < 15000` `K(a) = 1825 + 0,115a` als `a >= 15000`
    1. `a_A(t) = 110t + 24` en `a_B(t) = 120t`
    2. na 144 minuten
    3. na 2 uur en na 2,8 uur
    1. `x > 1,8`
    2. `0 < x <= 40`
    3. `1 < x < 5`
  3. `x > 1,63`
    1. `144 - 24t > 18t`
    2. `t < 3,429`
    3. 3 uur en 25 minuten